Nader tot Reve: Nieuwsarchief Naar de homepage van Nader tot Reve
tak
Met Gerard Reve op kamp
1 november 2017
Er zijn maar weinig vooroorlogse documenten van Gerard Reve voorhanden, zo constateerde Reve-biograaf Nop Maas in deel een van Kroniek van een schuldig leven (2009). Een van die schrijfsels van de jonge Reve is een brief van donderdag 20 juli 1939 aan zijn ouders (opgenomen in Archief Gerard Reve 1931-1960, blz. 241). Hij is geschreven vanuit een jeugdkamp. Hetzelfde kamp dat een rol speelt in de bundel Zondagmorgen zonder zorgen (1995).
Welk kamp
In De Parelduiker (jrg 13, 2008, nr. 1) kwam aan de orde dat Gerard Reve oorspronkelijk die zomer van 1939 een trektocht met zijn vriend Robert Hartog zou ondernemen. Zoals hij ook in de brief memoreert. Omdat hij blijkbaar geen zin had, koos hij ervoor in plaats daarvan deel te nemen aan een zomerkamp. De vraag is aan welk jeugdkamp de 15-jarige Gerard Reve deelnam?
Uit de brief aan zijn ouders wordt duidelijk dat er tegen de Lunterse jeugdelite werd gevoetbald en dat het dus in de buurt van Lunteren moet zijn geweest. Uit het fragment 'Zelf kamperen. Het tweede kamp' (Zondagmorgen zonder zorgen) kunnen we opmaken dat er buiten het dorp Lunteren werd gekampeerd. Reve schreef zijn ouders: 'De ligging is fraai hier. Het is heel hoog en je hebt een ver gezicht over de heide- en korenvelden tot aan de horizon, waar je de lucht bij warm weer sidderend ziet opstijgen. Bij de Goudsberg zijn 's Maandags- en Donderdagsavonds schietoefeningen, waar je op afstand mag kijken.'
Goudsberg
Kenners weten nu dat Gerard Reve buiten Lunteren logeerde, want de Goudsberg is een vijftig meter hoge heuvel ten noordoosten van het dorp. En dat van die schietoefeningen klopt ook. Er was een zandafgraving op de Goudsberg die eigendom was van de Nederlandse Spoorwegen. De Lunterse schietvereniging Tyr gebruikte deze oude zandgroeve tot 1985 als schietbaan. Waarbij de achterwand van de groeve diende als kogelvanger.
Leden van schietvereniging Tyr in 1939
Leden van schietvereniging Tyr in 1939
Uitzicht en een schietvereniging waren overigens in juli 1939 niet het opmerkelijkste wat de Goudsberg te bieden had. In het voorjaar van 1936 had de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) de Goudsberg gekocht als een 'Nationaal Tehuis'. Er werd voor de zogenoemde jaarlijkse Hagepraken een vergaderplaats ingericht die plaats bood aan tienduizenden NSB-ers. Deze komvormige plek werd aan één zijde begrensd door een imposante gemetselde muur, met een spreekgestoelte en een gigantische, 38 meter hoge vlaggenmast en een reusachtige bronzen luidklok.
Deftige mieter
Maar aan die grootheidswaanzin van de NSB wijdde de jonge Gerard Reve geen woord, hoewel hij verder gedetailleerd schrijft aan zijn ouders: 'Ach wat mooi allemaal. Je vergeet absoluut alles in deze zoete weelde. Ik heb twee dagen lang helemaal niet aan een gymnasium gedacht of een herexamen.' Die zomer moest Reve namelijk herexamens wiskunde op het Vossius gymnasium afleggen. 'Tenslotte weten ze dat ik gymnasiast ben, hoewel ik het lang geprobeerd heb voor me te houden, want ze hebben een sterk klassenbewustzijn, dat zich scherp tegen "deftige mieters" keert.'
Zelf zag Reve ook een duidelijk onderscheid tussen hem en kampgenoten die 'kennen' en 'kunnen' en 'liggen' en 'leggen' door elkaar halen. 'Maar dat is niet zó erg niet. Maar ze roken allemaal (9-15 jaar!) pijpen en noemen ieder die dat niet doet een "zwakke klootzak" of een "zij-jen trut" dus ik rook ook een pijp, die ik voor 10ct op de markt gekocht heb, al vind ik het walgelijk en kinderachtig. Want ik assimileer mezelf zoveel mogelijk en druk me zo eenvoudig mogelijk uit.' Hij is duidelijk op pad met jongens die minder geschoold zijn dan hij.
Greta
Gerard Reve genoot intens, van het weidse uitzicht en van het uitstekende eten: 'God, God wat is het eten goed. Nu weet ik welke voordelen er aan het kamperen met bakkers verbonden zijn.' Deze zin is de sleutel tot de exacte locatie en het gezelschap waarmee hij kampeerde.

Een aantal banketbakkers en de directeur van de vakschool van de Nederlandse Banketbakkers Vereniging (NBV) aan de Quellijnstraat te Amsterdam richtten in 1933 Vereniging Het Kamphuis op. De Nederlandse Banketbakkersvereniging gaf vanaf 1933 obligaties uit ter waarde van 10 gulden om een vakantieverblijf voor deze stichting te financieren. Nog hetzelfde jaar kocht de stichting twee hectare grond op de Goudsberg van de Amsterdamse koopman Willem Gerrit Nieuwenkamp. Daar aan de Beukenlaan 3 te Lunteren werd in hetzelfde jaar een oude barak van een of andere aannemer in het Gooi als zomervakantieverblijf ingericht voor jonge aanstaande banketbakkers. De 160m2 grootte barak werd groen geschilderd en Greta gedoopt.
bouwtekening kampeerhuis
Stadkerlkes
Bij de barak lag een voetbalveld. Zo kon het gebeuren dat Reve en zijn kampgenoten op een zondagmiddag een ruitje kapotschoten. In het dorp Lunteren waren alle winkels gesloten. Maar de eigenaar van de winkel met 'ZEEGRAS, VAREN, VENSTERGLAS/VERFWAREN' op de winkelruit hielp hen tot hun verbazing gratis aan glas en stopverf.: '"Nee, jullie hoeven niks te betalen," zeide de man. "Op de Zondag" (dat lidwoord de herinner ik mij nog goed) "werk ik niet, en ik doe geen handel."'
Op het voetbalveld naast de barak werd ook de wedstrijd tegen de 'Lunterse jeugdelite' gespeeld: 'Ik speelde goddank niet mee' aldus Reve, 'want er is er een van ons voor vijf dagen mank getrapt door een trap in z'n maag en op z'n voet tegelijk, waarbij de voet door de schoen bloedend geschaafd en blauw was! De Lunterse jongens merkten nuchter op, dat die "stadkerlkes" nergens tegen konden.'
Restanten
Die stadskerlkes waren in de loop van de jaren niet alleen leerlingen van de banketbakkers, maar ook leerlingen van andere nijverheidsscholen. En kennelijk ook gymnasiasten zoals Gerard Reve. Voor het verblijf hoefde maar een gulden per dag betaald te worden, alles inbegrepen.
'Greta' overleefde de Tweede Wereldoorlog niet. Aan de Beukenlaan resteren nog twee witte betonnen paaltjes en ongeveer tien meter in het bos is duidelijk nog een fundering te zien van waar eens Gerard Reve kampeerde.
Tekst: Arno van der Valk