BRIEVEN AAN ZIJN UITGEVER
Gerard Reve (1923) en Geert van Oorschot (1909-1987) leren elkaar in 1948 kennen. Niet lang daarna tekent Reve zijn eerste contract met N.V. Uitgevers Maatschappij G.A. van Oorschot, het begin van een samenwerking en vriendschap, waaraan pas met de dood van Van Oorschot voorgoed een einde komt. Dat de verstandhouding nogal eens bekoelde wordt duidelijk bij het lezen van de (in 2005 verschenen) complete briefwisseling, die zij met elkaar voerden. Als twee mensen de moeite nemen om elkaar, ondanks herhaaldelijke verwijdering, ruim 35 jaar lang brieven te schrijven, waar is het hen dan om te doen?
Corresponderen lag voor de hand, het ging om een schrijver en zijn uitgever. Toch heeft dit beroepsmatige aspect slechts betekenis als motief, uitgaande van de theorie die Reve (in Zelf Schrijver Worden) opstelt voor het proza. De oprechtheid waarmee Van Oorschot Reve 'lieve pleegzoon' noemt en Reve Van Oorschot aanspreekt met 'Lieve Geert, Waarde Vader' getuigt van meer dan een enkel zakelijke relatie, maar ook deze lijn is slechts een motief. Het thema van de brieven is van een andere orde, en door en door Reviaans.
Ik ben de enige schrijver die het onderwerp homoseksualiteit ziet als motief, en niet als thema. Mijn thema is de ontoereikendheid van de menselijke liefde in het algemeen, de zondige of onwetende zwakheid van de mens, en diens volstrekte afhankelijkheid van Gods genade. Omdat het mijn eigen ervaringswereld is, is de in mijn werk beschreven liefde, of de poging daartoe, de 'herenliefde', maar dat is een bijkomstigheid. (Verzameld Werk deel 6 / 571)
Ik vermeld de twee - religie en zondebesef - omdat ze bepalend zijn voor het onveranderlijke thema van heel mijn werk: de ontoereikendheid van de menselijke liefde, en de volstrekte afhankelijkheid van Gods genade. (
Verzamelde Gedichten / 130)
Gerard Reve en Geert van Oorschot hielden op hun eigen ontoereikende manier van elkaar. Twee romantische zielen die niet wilden schipperen: het was alles of niets. Ze kwamen in elkaars vaarwater en stuurden keer op keer aan op een aanvaring.
Na zijn succesvol debuut met de roman
De Avonden (1947), uitgegeven door De Bezige Bij, sluit Reve in 1949 een contract met Van Oorschot betreffende de publicatie van
Werther Nieland in De Vrije Bladen. Enkele maanden later beschrijft Reve zijn uitgever met een afgemeten emotie, dezelfde als waarmee hij in De Avonden zijn ouders portretteerde.
Ikzelf houd hem voor zoals reeds gezegd een querulant met hysterische inslag, maar te onnauwkeurig en te vaak zijn verhalen in gewijzigde versies vertellend, om indruk te maken; wel geloof ik dat hij zelf, wanneer hij ze vertelt, van de juistheid ervan overtuigd is. (561*)
De fascinaties van Van Oorschot moeten hem overigens hebben aangesproken.
Over zijn moeder spreekt hij zeer uitvoerig, liefst in gezelschap, waarbij hij zijn verhalen, die hij voor zeer belangwekkend houdt, langzaam en met zware stem vertelt. (560)
Een zekere sexuele snoeverij is hem niet vreemd. (561) Spreken over ongewoon geslachtelijk verkeer schijnt hem zeer aangenaam te zijn. (562)
In 1949 laat Reve zich over deze zaken zelf nog niet uit. Een rechtgeaarde (pleeg)zoon zet zich eerst af tegen wat hij in zijn (pleeg)vader van zichzelf herkent.
Van Oorschot leeft met zijn gehele bedrijf nog in de tijd van Forum, toen het nog boven alle twijfel verheven was, dat een schrijver arm moest zijn. (..) Ik moet op het ogenblik een fors huishouden draaiende houden, & heb noch pensioen, noch werkloosheidsuitkering, noch ziekte-uitkering. (
Brieven Aan Josine M. / 289)
Hij voelt zich niet verplicht Van Oorschot trouw te zijn.
Ik heb het mijne bijgedragen tot je uitgeverij. Als de auteur volwassen wordt, gaat hij bij jou weg, & lijmen gaat daarna niet meer, want jij bent een Leeuw & ik een Boogschutter. (367)
'Een auteur mag altijd bij mij weg,' heb je altijd gezegd, & je bent 1 man van je woord. (368)
Reve overweegt zelfs de bij Van Oorschot uitgebrachte titels bij een andere uitgeverij onder te brengen. Ook probeert hij Van Oorschot over te halen tot een fusie met andere uitgeverijen, om zo meer financiële armslag te verwerven. Dan is het Van Oorschot, die zijn onafhankelijkheid niet prijs wil geven. 'Ik sterf nog liever', schrijft hij strijdvaardig terug. (352) Reve keurt een 'onwaardige broedertwist' af. Hij stelt voor om naast zakelijk afstand nemen de vriendschap te behouden, maar met half werk neemt Van Oorschot geen genoegen. Zo nu en dan doet Reve daarna een vrijblijvend voorstel in de richting van een hernieuwde samenwerking, hoog opgevend van de uitzonderlijke klasse van de betreffende opties. Intussen heeft hij allerlei bedenkingen ten aanzien van Van Oorschot.
Het is een fundamenteel eerlijke, maar onzakelijke man, die zoveel mogelijk in het vage wil houden maar, vooral, je in zijn hofhouding (hij is een Leeuw) wil opnemen. Als je je dat patriarchale vaderschap wilt laten aanleunen, komt er niet gauw herrie, maar ik wil het soms niet meer. (
Brieven Aan Mijn Lijfarts / 68)
Van Oorschot benadrukt hoe goed ook hij het met hun vriendschap voor heeft. 'Ik wil niet doen alsof ik het niet jammer heb gevonden, dat andere uitgevers behoorlijk hebben kunnen verdienen aan je boeken. Maar 'het andere' is voor mij tenslotte altijd belangrijker geweest dan geld.' (389) Hij dringt tevergeefs aan op persoonlijke ontmoetingen en verwijt Reve tenslotte al jaren elk gesprek uit de weg te gaan. Dat gebeurt niet zonder reden. Wanneer het namelijk tot een ontmoeting komt is de sfeer zo hartelijk, dat er over geen enkel meningsverschil wordt gesproken en het aflopende contract betreffende vijf titels, die Reve kort daarvoor nog bij een andere uitgever wilde onderbrengen, wordt verlengd.
Het patroon blijft zich herhalen. Reve wil als elke (pleeg)zoon zijn eigen gang gaan, terwijl Van Oorschot zich als een typische (pleeg)vader daarover beklaagt. 'Soms droom ik dat ik niet meer precies weet hoe je er uitziet. En het ergste is, dat ik niet begrijp waarom je voor mij wegduikt. Ik vreet je toch niet op.' (357) De ene keer klinkt het smekend: 'Ik zou je juist op een van de beide Pinksterdagen graag een uurtje hebben ontmoet. Bij elke auto die voor mijn erf stil hield dacht ik: dat zal Gerard wezen.' (381) De andere keer dreigend: 'Ik heb mij uiteraard bijzonder beheerst, door je niet uitvoerig te schrijven hoe ik over jou, en je manieren denk. (..) Je ziet maar wat je doet.' (402)
Reve en Van Oorschot waarderen in elkaar de overgave, de totale inzet voor en verstrengeling van werk en leven. Daarbij realiseert Reve zich dat hij veel aan Van Oorschot te danken heeft. Het opmerkelijke succes van Op Weg Naar Het Einde en Nader Tot U, de boeken die een kentering in zijn schrijverschap vormden, beschouwt hij als de verdienste van Van Oorschot.
Ik denk niet dat een andere uitgeverij bereid was geweest het uit te geven, wegens de stoutmoedigheid. Nou, niks eigenlijk stoutmoedigheid. (Radio-interview Ad Fransen / 1996)
Van Oorschot op zijn beurt bewondert Reve als schrijver en wil hem aan zijn uitgeverij verbinden. Als in 1975
Een Circusjongen bij Elsevier verschijnt is dat voor Van Oorschot dan ook moeilijk te verteren. Hij zegt lelijke dingen over de nieuwe roman en Reve lucht zijn hart daarover bij Josine Meyer. Hij heeft haar in 1959 leren kennen via Tirade, het literaire tijdschrift dat door Van Oorschot werd uitgegeven.
Van Oorschot heeft zich nu ook bij het koor der hetsers gevoegd, en beweert dat ik 'godsdienstwaanzinnig', 'vervolgingswaanzinnig' en 'hoogmoedswaanzinnig' ben. (..) Het is mij nu onbegrijpelijk, dat ik al die jaren voor niks aan zijn blad heb gewerkt (waarin nu van tijd tot tijd zeer smerige beledigingen aan mijn adres verschijnen)! Hij is wel een door en door oneerlijke schreeuwer. Enfin, laat ik blij zijn dat ik van die troep af ben. (Brieven Aan Josine M. / 341)
In de verantwoording bij Brieven aan Josine M. bekent Reve dat hij nooit in zijn leven 'gedurende zulk een lange periode zoveel brieven van zulk een openhartig karakter' aan enig persoon heeft verzonden als aan haar. Hij vraagt zich af of hun verschil in leeftijd een verklaring hiervoor kan zijn.
Geert van Oorschot, Josine Meyer en Gerard Reve
In de rol van (pleeg)moeder moet Josine Meyer in 1981 nog veel meer aanhoren over Van Oorschot. Eindelijk heeft Reve een (pleeg)vader tegen wie hij zich naar hartelust kan afzetten, een waardige tegenstander die hij wil overtreffen.
Van Geert kreeg ik warempel de lang beloofde 'lange brief'. Eén lange stroom van jammer en zelfbeklag, zonder een grein van zelfkennis of zelfspot. Is het je wel eens opgevallen, dat hij zo goed als geen humor heeft? (..) Hij klaagt altijd over ouderdom, ziekte, eenzaamheid en dood. De orde van de Schepping is verschrikkelijk, maar ik vind haar vaak toch ontzagwekkend en groots. Hij, Geert, kent het ontzag niet, ik bedoel de eerbied en de liefde voor het lot. Er overkomen je mooie dingen, en ook ellende. Je behoeft die ellende niet leuk te vinden, maar je dient er toch Gods majesteit in te kunnen zien, of een straf voor je zonde. Als de mens voor zijn zondige leven loon naar werken kreeg, dan zoude hem bijna niets dan rampspoed deelachtig worden. Zo zie ik het. Geert denkt dat alles wat hij bereikt heeft - en waarmede hij allerminst tevreden is - zijn eigen verdienste is. Hij is voor 100% een 'verlichte' stadsmens, die niet begrijpt dat al het bereikte niet verworven is door verdienste, maar geschonken door genade. Ja, ik houd maar op, want ik ben een reactionnair en een roomse fascist. Neen, ik wil geen echt kwaad spreken van Geert, maar het ergst is zijn domheid. Er zijn gewoon ideeën, die hij niet kan vatten. Een geweldige energie en werkdrift, die gecompenseerd worden door een verbijsterende domheid. Hij kan niet zelfstandig en scheppend denken: hij denkt, schrijft en praat in clichés, net als ik soms, maar ik doe het bij wijze van grap. Hij is een aardige man, die niet tot echte slechtheid in staat is, omdat hij daar te dom voor is. Verder een mengsel van onnadenkende gulheid en van onmacht, zichzelf te geven: alles en iedereen moet naar hem toe komen. (Brieven Aan Josine M. / 498)
Geert is sinds een dag of tien op zijn landgoed, en we zien hem geregeld. Er zijn geen problemen, behalve dat hij ze maakt. Ik heb - bij het sluiten van de overeenkomst inzake Brieven aan Josine M. - alle vorige kontrakten met hem vernieuwd, maar tevreden is hij allerminst. Ik denk, dat het komt omdat ik te veel geld verdien, en geen onoplosbare levensproblemen aan hem op te biechten heb. Het is mij een raadsel, hoe ik het al die jaren bij hem uitgehouden heb. Welk een chaos, destructie en richtingloosheid in één mens! Enfin, ik heb mijn kontrakten waar ik ze wil hebben, en neem al dat geloei, gesnik en gelieg voor kennisgeving aan. Maar als ik bij hem in de buurt woonde, zoude ik geen letter meer kunnen schrijven. En na elk bezoek van hem hier heb ik des nachts nachtmerries.
(..) Hij kan in een gesprek geen enkel probleem naar een vereenvoudiging voeren of het doorzichtig maken. En het is onvoorstelbaar hoe weinig intelligentsie, verbeeldingskracht, inlevingsvermogen en humor die man heeft. Waar leeft hij voor? Hij interesseert zich voor niets: letterlijk voor niets. Elk gevoel, elke aksie is een uiting van machts- en vernietigingsdrift. (..) Neen: we zijn geduldig, gastvrij, meelevend, maar hier gevalt werkelijk niets meer aan te doen. (..) Ik schrijf je dit niet voor vermaak, maar omdat ik er langzamerhand gek van word. (Brieven Aan Josine M. / 501)
'Wat bedoel je met machtsuitoefening - of -wellust?' vraagt Van Oorschot. (424) Hij voelt zich moe en depressief. Reve gelooft, in navolging van Schopenhauer, dat belangeloze aanschouwing de mens kan bevrijden.
Heb jij een belangstelling die in de diepte gaat? Ik bedoel iets, dat belangeloze waarde heeft, en waarmede je geen indruk op anderen kunt maken? Interesseer je je ergens voor? Politiek zijn we allebei heel wat wijzer geworden, maar jouw wereldbeschouwing is nog net zo bekrompen als toen je twintig was. (427)
Ik leef bij de gratie van Maria (de Moeder van Godt) wat betreft mijn psychopathie, perversie, devootsie, masturbaatsie etc., maar roep mijzelve met de hulp van Schopenhauer telkens even tot de orde. (428)
Hij vindt dat van Oorschot te hoge eisen stelt aan het leven, en legt hem in uitvoerige brieven uit wat er zo heilloos is aan klagen.
Je verlangt dat God daarboven een stichting in het leven roept, die het ouder worden en sterven van Geert van Oorschot verhindert. En dat, terwijl je nooit contributie hebt betaald. (431)
Reve bekijkt het anders. Hij gaat de straat op met zijn eigen vaandel, waarop geschreven staat:
Vrijheid! Ziekte! Ouderdom!
Lang Leve de Dood! (Verzamelde Gedichten / 125)
Dat ziek worden en sterven, daar behoeven we ons niet mede te bemoeien want dat gaat vanzelf. Maar de ouderdom is interessant. Je wordt vrij. Je kunt steeds vrijer spreken, naarmate je dichter bij de Dood komt. Nu ja, zo zie ik het natuurlijk niet de gehele dag, maar vanmorgen wel. (
Brieven Aan Simon Carmiggelt / 129)
Een zakelijk verschil van mening brengt de beide mannen in 1987, het sterfjaar van Van Oorschot, voor de rechtbank. Nog steeds heeft de ontoereikendheid het vuur in hun vriendschap niet gedoofd. Na de voor hem gunstige uitspraak staat Van Oorschot met grote kinderogen een journalist te woord, Reve ervan beschuldigend het kort geding te hebben aangespannen bij wijze van publiciteitsstunt. 'Daar is het hem altijd om te doen. Maar, de truc gaat steeds minder op. Hij gaat vervelen. Men gelooft het zo langzamerhand wel. Men denkt langzamerhand: daar heb je 'm weer, moet hij weer trubbels maken en lawaai maken, en zich aanstellen hè. Nou, aanstellen is soms erg aardig zo, maar permanent je aanstellen dat wordt ontzaglijk taai en vervelend, vindt u niet? Nou, dag meneer.'
Als er tijd van leven was geweest hadden hierna vast gewoon weer de woorden geklonken, waarmee Reve ook in 1982 alle voorafgaande ergernissen tot hun ware proporties terugbracht. Een saluut.
Ja, kom maar meteen hierheen. Je bent altijd welkom. Matroos heeft zo goed als al mijn relaatsies ter dood veroordeeld, en van elk ook het gratieverzoek afgewezen, maar op jou is hij merkwaardigerwijze erg gesteld: 'Geert? Geert is een goeie goser. Geert, dat is tenminste iemand.' Hij heeft kijk op jonge mensen - zo zit dat. Intussen veel liefs van hem en van je zoon
Gerard (460)
Foto afkomstig uit besproken boek.
Tekst: Ans Willems, 2 november 2005