Beter alkoholist dan sociaalwerker, dat wel.
Gerard Reve en Frans Pannekoek in hun omgang met Henk van E.
In November 1965 verbleef Gerard Reve enige dagen in het Noord-Brabantse kerkdorp Son en Breugel, alwaar hij op de avond van de 9de voorlas uit zijn werk voor de Sonse afdeling van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. De volgende dag hield Reve in de naburige stad Eindhoven 's avonds opnieuw een voordracht, zij het toen voor de plaatselijke persclub. (Zie hierover:
Brieven aan Frans Pannekoek, alias Bullie van der Knaak, 10.11.1965 en
Brieven aan Josine Meijer, 11.11.1965)
Beide avonden overnachtte Reve in Son bij een hem onbekende gastheer, Sjoerd de Vrij en zijn vrouw. Zij boden aan Reve onderdak op verzoek van Henk van E., in de brief aan Pannekoek aangeduid als 'die homofiel waarmede ik verleden week bij Pamphylia langs kwam.' Van E. en Reve zouden voor Pannekoek in de jaren daarna de nodige moeite doen, middels het aanprijzen van diens etsen en schilderijen bij mogelijk te interesseren kopers. - "(...) Nou ja, ik zal proberen die mensen iets aan hun verstand te brengen. Hij, De V. dus, heeft een stervende moeder in de Friese stad S., en komt dus binnenkort naar het Noorden, en dan komen wij, hij en ik, D.V., en als jij het goed vindt, bij jou langs."
Het Zorgeloze Kunstenaarsvolkje II
De V., bij monde van Van E., heeft opgebeld uit S.,
en koopt misschien van Bullie van der K. een doek
genaamd Fries Winterlandschap.
Als het maar past bij het behang.
Indien het werkelijk lukt, is het wel fijn,
en zoekt Pamphylia geen peuken uit de asbak meer,
maar krijgt van doktertje geheime kruiden,
want haar gleufje is van slag.
Ze komen Maandag, ik bedoel uit S.,
tenminste als het weer niet tegen zit.
Het sneeuwt nog steeds.
Uitkijkend op het lege land weet ik, dat alles wat ik zie
en denk, en doe, en maak, en ben,
vergaat, behalve U.
[In Verzamelde Gedichten ontsiert een slordig vraagteken het vermoedelijke jaar van ontstaan van het vers (1964?). In
Archief Reve (1961-1980) staat immers een precieze datum vermeld, te weten 20 November 1965. Verschillen in de onderverdeling van de tekst en een grover woordgebruik in regel acht, terzijde gelaten.]
Drie jaar later noemt Reve in de brieven aan Pannekoek herhaaldelijk de naam van hun wederzijdse kennis, juist waar het gaat over zijn ziektevoortschrijding.
"Henk van E. heeft vier weken geleden of zo een stuk huid uit zijn rug moeten laten wegnemen. Nu moet hij weer terug het ziekenhuis in, omdat het weggenomene 'een kwaadaardige tendens heeft' en men een dieper en uitgebreider gebied wil wegnemen. En dat alles nog steeds zonder testament. (Volgens zijn zeggen.)" (9 Maart 1968)
Teigetje, Pamphylia, Frans Lodewijk Pannekoek en Gerard Reve voor het huis van Reve in Greonterp. De hond is de hazewindhond van Pannekoek (Foto: Henk van Essen)
"Henk van E. is voor de derde maal geopereerd wegens de Gevreesde Ziekte, naar het heet met goed gevolg. Ditmaal was het tot in de oksel omhooggeklommen. Ik moet zeggen, dat hij er zich kranig onder houdt." (13 September 1968)
"We blijven allemaal eenzame, zoekende mensen. Maar ik ben blij, dat die rozen besteld, afgehaald en geplant zijn. (...) Nu ik het toch over in de grond planten heb: Henk van E. zijn toekomst zie ik niet zo gunstig in. De boel is opgemarcheerd naar keel en long, is daar acht maal bestraald, en wordt over een paar dagen operatief er uit gehaald. Maar je maakt mij niet wijs, dat ze in dit stadium alles nog er uit kunnen halen, en nog iets anders zouden kunnen doen dan afremmen. Ik denk, eerlijk gezegd, dat hij moet gaan pakken voor de grote reis, waarvan nog niemand ooit is teruggekeerd en waarop al evenmin iemand ooit enig bericht, al was het maar een ansichtkaart, naar huis heeft gestuurd. Het lijkt mij erg moeilijk, en misschien nog moeilijker, als je leven altijd leeg en onvervuld is geweest, zoals het zijne, maar misschien heeft hij van die eigen onvoltooidheid nauwelijks enig besef." (6 December 1968)
"Henk van E. is onder de grond, als je dat gerust kan stellen. (Overleden 14-3-1969, te 16.30 uur.) De omstandigheden rondom zijn verscheiden zijn zo ellendig, dat ik ze maar voor mondelinge kommunikaatsie achterhoud, te gelegener tijd." (25 Maart 1969) [Reve vermeldde abusievelijk 13 Maart als sterfdatum.]
Hendrik Willem van Essen werd geboren te Rheden (Gld.) op 20 Januari 1905, als tweede en laatste kind na een tien jaar oudere zuster, Johanna Maria. Een belangrijk deel van zijn werkzame leven bracht hij door in Eindhoven, nadat hij in dienst is getreden bij Philips Industries, in de hoedanigheid van correspondent. Omstreeks 1949 zou Van Essen directiesecretaris worden van Ir. Frits Philips, indertijd lid van de Raad van Bestuur en belast met het sociale beleid bij de N.V. Van Essen bekleedde die functie tot begin 1961, toen Frits Philips zijn zwager Ir. Otten opvolgde als President. Een jurist uit de eigen organisatie nam de secretaris-aangelegenheden van hem over, en hijzelf werd Hoofd Afdeling Maatschappelijk Werk tot aan zijn pensionering in Maart 1967.
Een beminnelijk mens die maar twee jaar van zijn vrijheid heeft kunnen genieten. Hoewel 'vrijheid' hier een groot woord is. Want in zijn persoonlijk leven moest de beladen seksuele identiteit naar de buitenwereld toe verborgen blijven. Een maand voor zijn overlijden, schreef Reve aan de naaste collega van Van Essen: "(...) De hele eindontwikkeling stemt me droevig, maar kon het eigenlijk anders? Zo als iemand leeft, zo sterft hij ook. Het is een half leven geweest, dat door de Dood wordt afgebroken, maar niet voltooid. (Te bedenken, dat ik nimmer Henks telefoonnummer in Son gekregen heb, en nog steeds niet heb!)"
In 1962 liet Van Essen in Son onder architectuur een kapitaal huis bouwen, en door tuin- en landschapsarchitecte Mien Ruys, 'Bielzen Mien' (1904-1999) een particuliere tuin ontwerpen, dat hij uit adoratie voor Frits Philips "Klein Wielewaal" noemde. Zijn eveneens vrijgezelle zuster Jo kwam bij hem inwonen. En erger: zij maakte in huis de dienst uit. Henk van E. heeft zijn intimi dikwijls gewaarschuwd voor haar vreugdeloze achterdocht.
Een passage van Reve aan de collega van Van Essen is evenmin vleiend: "(...) Ik mag nu wel aannemen, dat het einde zeer nabij is, als het al niet, vóór de aankomst van deze brief, gekomen is. Meestal kom ik wel op een begrafenis, vooral als ik weet, dat de nabestaanden dat prettig vinden. Maar de enige nabestaande, Henks zuster, is mij allerminst sympathiek: de enige keer, dat ik haar ontmoette, vond ik haar uitzonderlijk hard, koud en bekrompen. Ik zou niet weten waarvoor ik zou moeten komen, eigenlijk. Jij moet me maar raden."
[Jo van Essen was bij leven een particulier verpleegster van welgestelde dames.]
Vanwege die overheersende zuster tot wie hij was veroordeeld, kon Van Essen niet vrijelijk mensen bij zich thuis ontvangen. Laat staan de 'kampioen-homofiel' Reve. Vandaar dat hij hem te logeren had ondergebracht ten huize van Sjoerd de Vrij (De Vrij was directeur van de Pers- en Voorlichtingsdienst bij Philips), als in 1965, op Henks initiatief, Reve het verzoek aanneemt om in Son en Eindhoven te komen lezen uit zijn werk.
Een plechtige foto van Frits Philips, ter afscheid gegeven met het onderschrift: "Voor mijn vriend Henk van Essen, uit dank na twaalf jaar samenwerken", vervulde zijn gewezen secretaris met een niet verholen, bijna kinderlijke trots. In het werk hadden zij een druk contact, en vaak kwam Van Essen mee naar het landgoed "De Wielewaal" als de werkzaamheden dat vroegen. De vertrouwdheid met de familie Philips, een hecht gezin, die de beginselen van de Morele Herbewapening meer dan omhelsden - waartoe een expliciete afwijzing van homoseksualiteit - benauwde Van Essen geenszins, mits hij zijn donker geheim maar verzweeg. Dit was - zeker in die tijd en die omgeving - gewoon niet bespreekbaar en Van Essen wenste het risico op ontdekking ook niet te lopen. Daarbij was Frits Philips hem erg dierbaar. Een door velen geliefd iemand, ondanks zijn strenge morele opvattingen.
Na het verschijnen van Op Weg Naar Het Einde en Nader Tot U, betekenden de boeken voor veel gevoelsgenoten een bevrijding. Hilarisch in dit verband is wat Reve schrijft over een aanspraak in het park, en de ontmoetende jongen zegt: 'De dokter staat achter me.' In een toevoegsel bij een brief aan Jan Groothuyse, d.d. 29 November 1971, onderkent hij het probleem echter ronduit. "(...) : ik heb stellig vele honderden brieven van eenzame jongens en mannen ontvangen, vol geweeklaag over eenzaamheid en vragen van hoe nu verder, en kontakt vinden etc. (...)"
Henk van Essen is voortgekomen uit de fanmail. Hij was een man met zeer strak naar achteren gekamd, gepommadeerd haar. Na eerst wat heen en weer geschrijf en telefoongesprekken, wordt Van Essen uitgenodigd om naar Greonterp te komen. Van Essen zou het werk van Reve op de voet blijven volgen, en ook worden de opdrachten in latere boeken persoonlijker. Wanneer hij Nader Tot U ten geschenke krijgt toegestuurd ('met alle goeds en liefs hem toegewenst'), schrijft Reve in een begeleidende brief op 28 Maart 1966 opgewonden: (Dubbelmondehof 2-II, Amsterdam)
"Lieve Henk, Vergeef me, dat dit een korte brief wordt. Ik ben werkelijk op van de spanning en de emootsies. Donderdagmiddag, respektievelijk Vrijdagmorgen, ontving de boekhandel Nader Tot U. Reeds aan het eind van Vrijdagmiddag waren er 580 nabesteld, maar we wisten nog niets zeker. Vandaag echter is iets gebeurd, wat Van Oorschot nog nooit in zijn uitgeverscarrière heeft meegemaakt: tussen 9 uur smorgens en half zes smiddags heeft hij, zoals hij vanavond bij het verifiëren van de fakturen heeft vastgesteld, 3220 (Drie Duizend Tweehonderd en Twintig) stuks verkocht. Van uur tot uur deelde hij mij de stand mee, en ik werd natuurlijk steeds bezetener en histerieser. Morgen beginnen twee drukkers tegelijkertijd aan de tweede druk (5 vel bij Van Amerongen in Amersfoort, en 5 vel bij Thieme in Nijmegen, opdat het boek sneller klaar is, en de boekhandel slechts een à anderhalve week zonder eksemplaren zit.) Hierbij het boek zelf. Ik vind dat het er goed uitziet. (...)"
We dronken met de geveinsde onwennigheid van geschoolde happers. "Mijn werk zit hartstikke vol met gevoel", legde ik uit. "Diep doorleefd zou je kunnen zeggen - ik weet zo gauw geen ander woord. Daarom zijn mijn geschriften zo dikwijls aanleiding tot misverstand."
"Scheppend kunstenaar", gaf Bul toe. "Weet je, dat H. [= Henk van Essen] laatst nog tegen me geklaagd heeft, dat jij alsmaar over het verleden schreef?"
"Wat heb je gezegd, Bul?"
"Ik heb gezegd: waar moet hij dàn over schrijven - over de toekomst?"
[Uit:
Veertien Etsen, 1967]
Van Essen leefde op in Greonterp. In een brief aan Frans Pannekoek, d.d. 28 Februari 1968, bericht Reve over een van die uitbundige bezoeken, waarbij Van Essen spontaan een geldbedrag aan Pannekoek in Spanje wil sturen, ter ondersteuning in zijn levensonderhoud aldaar. "(...) Verder is gisteren Henk van E. hier geweest, zodat we tenslotte God wederom konden bedanken voor een allervermakelijkste dag. Door welke bevlieging dan ook, wilde hij je telegrafies tweehonderd gulden sturen, in welk streven ik hem, voordat hij zich mocht bedenken, ten felste gesterkt heb, zodat we tenslotte naar het postkantoor in Bolsward togen. Ik vond 212,26 beter, en geloofwaardiger, dan 200,- : 'Zo'n rond getal wijst op smokkel, of misdaad', legde ik hem uit. 'Maar tweehonderd en twaalf Gulden 26 cent duidt op legitieme handel, met alle nodige regels en vergunningen, waar nooit kwaad van kan komen.'"
"Op het postkantoor hadden ze sinds 1932 niet meer zoiets bij de hand gehad. Vier man bogen zich over een dik boek met Aanwijzingen, terwijl zich achter ons, aan het loket, een morrende file tot aan de deur begon te vormen. Het bedrag kwam niet uit op hele pesetas, en moest verhoogd worden tot 212,29 meen ik mij te herinneren. Het moest van Henk van E. op mijn naam, want anders zou, bij eventuele navraag, zijn zuster te weten komen dat hij geld gestuurd had aan etc.etc."
"Hij had voor mij uit Zwitserland twee sets skiërs-ondergoed en 1 echte skitrui meegebracht, alles werkelijk heel goed en nuttig. De overige geschenken waren wat overdreven, en op een al te letterlijke interpretaatsie van mijn veelgelezen boeken geïnspireerd: twee gloednieuwe rijzwepen. De 21-jarige seksslaaf Willem D., met wie ik eerst ruzie heb gehad, maar die ik later maar weder heb aangehaald, omdat hij zo rijk (zoon van V. en D.) en zo eenzaam is, en die hier net logeerde, heeft Henk met de langste en gemeenste van de beide zwepen (tijdens een poging tot stoeien van Henk) nogal genadeloos voor zijn kont gegeven. Ik vermoed niet, dat zulks Henks bedoeling was, maar ik vond het wel een aardige afleiding. Zo modder je maar voort. (...)"
In het najaar van 1968 verscheen de semi-bibliofiele uitgave van het in 1960 in het Engels geschreven verhaal A Prison Song In Prose. De omslagtekening toont een onderworpen Prijsdier, en een hand (de hand van Reve) die een rijzweep vasthoudt: de langste en gemeenste van de beide zwepen, die hem door Henk cadeau waren gedaan. Het verhaal zou het laatste zijn, wat Van Essen nog in druk van Reve zou lezen. De opdracht was navrant: "Voor Henk van Essen, met enige aanmoedigende woorden van de Grote Schrijver zelf: 'De Jongen in dit verhaal, die heeft het ook niet gemakkelijk.' Veel taaiheid en volharding toegewenst van [signatuur] Greonterp, Feest van Maria Onbevlekt Ontvangen, 1968."
"(...) Intussen ben ik enigszins gedeprimeerd. Ik zie tegen de feestdagen op, en bovendien moet ik me aan de zielzorg wijden van een goede kennis van ons, een man van 64 die zich voor 59 of 60 uitgeeft, en die is opgenomen in de operaatsieafdeling van het Den Hoed Ziekenhuis in Rotterdam om voor de vierde maal wegens de gevreesde ziekte (Volksvijand No. 1) te worden geopereerd, tenminste dat was de bedoeling, maar nu zijn er twee nieuwe uitzaaiingen bijgekomen, die eerst bestraald moeten worden, etc."
"Ik heb nergens geleerd, wat ik hierop moet zeggen, en ik heb makkelijk praten, als ik wèl wat zeg. Ik kan iemand niet raden, hoe te sterven, want ik ben nog nooit gestorven. Uit welke ervaring moet ik raadgeven? Ik probeer met takt en met mobilisaatsie van alles wat ik aan intuïtie bezit, zo goed mogelijk te babbelen. Het beroerde is, dat de waarheid - en ik bedoel niet het feit van de zeer nabije dood, maar datgene wat altijd en overal waar is - zo moeilijk is om te aanvaarden. De waarheid is ondraaglijk voor onze ijdelheid, omdat zij de illusie van een objectief en onafhankelijk bestaand Ik bedreigt. Een mens moet wel heel veel ervaren en verwerkt hebben, om met zijn dood, als die aanbelt, vrede te hebben. Ik hoop maar, dat het mij enigszins mag meevallen. Het is wel groots, te kunnen sterven als Socrates, maar ik zie het mij, althans nu, nog niet opbrengen. (...)" (
Brieven aan Josine Meijer, 10 December 1968)
"(...) Soms ben ik vol goede moed, soms somber gestemd. Een goede kennis van ons ligt voor de tweede keer in het ziekenhuis, en komt er nu ook niet meer uit. Hij heeft een reeds rijkelijk uitgezaaide melanoom, de boosaardigste van alle kankers, maar schijnt nog hoop te koesteren. Ze schijnen in het ziekenhuis nog zo krankzinnig te zijn om een zesde groep metastases, in het kruis - na die in oksels, keel, long en op de buik - ook weer te bestralen, en zijn afbrekend bloed door middel van transfusies te vervangen. Ik vind, dat er tegenover een letterlijke interpretaatsie van de medische ethiek toch ook nog het simpel, menselijk geweten dient te staan. Het betreft een man, die ondanks zijn ontwikkeling en carrière eigenlijk altijd buiten de werkelijkheid geleefd heeft, en die de problematiek van leven, Liefde en Dood vrijwel geheel uit de weg is gegaan. (...)" (
Brieven aan Josine Meijer, 10 Januari 1969)
"(...) Intussen wil het geval, dat ik van tijd tot tijd iemand moet bezoeken, die in Rotterdam in het ziekenhuis ligt, in de Daniël den Hoed Kliniek. Ik zou na het bezoekuur (savonds van 7 tot 8) de nacht, of vóór het bezoekuur de middag onbezorgd bij je kunnen doorbrengen. (Maar die neger moet dan zolang weg, door wie je je laat bezitten, want die scherpe apenlucht, daar kan ik niet tegen, tenzij hij jong en geil is, en een blanke Meester zoekt, enz.) (...)" [Reve aan Willem Nijholt, 18 Januari 1969. Willem Nijholt had gedurende die periode een gast-engagement bij het Nieuw Rotterdams Toneel, en mocht in afwezigheid van de bewoners zelf, gebruik maken van een flatwoning in Schiedam. Aantekening Nop Maas, uit: Met Niks Begonnen.]
Een bezoek van Reve, samen met Teigetje, aan Henk in het ziekenhuis, moet roerend zijn geweest. In vuile werkkleren met kalkspatten, kwamen ze hem opvrolijken, zingend en clownachtig dansend rondom het bed. Het was tevens voor het laatst dat ze Henk van Essen zagen.
In zijn brief aan de collega van Van Essen, schrijft Reve op 22 Februari 1969: "(...) Van Henk zul je wel niet veel opwekkend nieuws te vertellen hebben. Ik probeer het enigszins van me af te zetten. Dit afsterven zelf vind ik niet zo erg, maar wel het ontbreken van enige duidelijke houding er tegenover - zowel bij hem, als bij zijn zuster en bij die misdadigers van het Radio Therapeutisch Instituut. (...) Ongeveer zes weken geleden heb ik Henk in het ziekenhuis een boek geleend van Jung, een uitgave van postume geschriften: Gedanken, Traüme, Erinnerungen. Er staat een zeer waardevolle beschouwing in over de Dood (Über das Leben Nach Dem Tode) die ik voor Henk van belang achtte. Henk zijn zuster is voor dat boek te dom, en daarom wilde ik het terug hebben, maar ik zou jou raden het eerst te lezen - het is allerminst dor. (...)"
In die tijd belde Reve deze collega geregeld 's avonds op, om op de hoogte te blijven van Henks toestand. "(...) Een van die keren heeft hij uitvoerig met me overlegd wat ons te doen stond om Henk uit zijn lijden te verlossen, waarop ik hem duidelijk heb proberen te maken dat we toch eerst van Henk zouden moeten weten of hij dat wel wilde. Ik denk dat Jan Groothuyse hem wel hetzelfde gezegd zal hebben. Henk zou dat - denk ik - nooit hebben gewild, al was het alleen al om daarmee anderen niet in moeilijkheden te brengen. (..)" (28 Maart 1998)
Gerefereerd wordt aan de brief van Reve aan Jan Groothuyse, d.d. 25 januari 1969. "(...) Ik moet je binnenkort raadplegen over een ernstige zaak. Ik ben voornemens Woensdagmiddag op of na je spreekuur langs te komen, om je raad in te winnen. Het betreft die man met melanoom. Jawel hoor: zijn ene (goede) oog is nu blind, en hij is al tien dagen misselijk (iets met de gal, zegt men), maar toch bestraalt men metastases in de liesstreek! Gesteld dat die man mij om de laatste en uiterste dienst vraagt, hoe kan ik hem die dan geven? Wat kun jij, onverdacht, voorschrijven, dat ik in een tonicfles of appelsapfles op zijn kastje zet, of wat kan ik hem zelf toedienen? Ik geloof niet meer, dat er met die chirurg te praten valt, of moet ik dat toch proberen?"
"Ik ben niet bang voor ontdekking, maar wil onder geen beding een ander er nodeloos mee in de rotzooi halen. Dit is ook een legaal nooit recht te trekken zaak: de wet zal het nooit mogen toestaan, maar de mens zal op een gegeven ogenblik het geweten tegenover de wet moeten stellen. Hij vermeldt met verwondering, dat er altijd 'zoveel doktoren om zijn bed staan'. Kennelijk moet hij, voor iemand zijn proefschrift, nog zo lang mogelijk mee. (...)"
Een eerste keer dat de Philips-collega hem in het ziekenhuis in Rotterdam opzocht, was samen met Jo van Essen, voor wie Henk zich meest schuw en angstig betoonde. Dramatisch is het afgescheurde stukje van een envelop, dat Van Essen, zonder dat zijn zuster dit mocht merken, de collega in de hand duwde. Er stond het geheime telefoonnummer op van Reve in Greonterp en het telefoonnummer in Amsterdam (Plantage Kerklaan 43 III) - 'danken voor brief! kan momenteel niets zelf. nog veel pijn en ellende.' [Achterop het slipje papier schreef de collega de naam van de behandelend arts radiotherapeut, Dr. J.G. van Andel, dat hij telefonisch aan Reve doorgaf.] [Zie ook: 'Zeer geachte heer Tuinier', in
Schoon Schip p. 193-195]
Het kladje op de envelop
"(...) Enfin, laten we alles nu maar aan God over laten, die alles weet, en alles begrijpt. Laat mij weten, als het zo ver is, of jij vindt dat ik naar Son moet komen. (...) Intussen moet ik je een verzoek doen. In de loop der jaren heb ik Henk af en toe eens geschreven, over praktiese dingen, maar ook wel tot troost en vermaak. Veel van die brieven staan vol met zonderlinge, grotendeels bedachte, revistiese avonturen. Ik denk niet dat Henks zuster deze teksten zou waarderen. Zou jij die brieven te gelegener tijd voor mij terug kunnen vragen? Jij mag ze overigens best lezen, al zul je soms wel het hoofd schudden of sterven van de lach. (...)"
De collega moest Reve teleurstellen. Op één brief na, die mee was verstuurd bij het boek Nader Tot U, waren alle brieven vernietigd. Ruimschoots eerder had Van Essen de collega dringend verzocht ze te verscheuren, zozeer was hij bevreesd voor een ontluistering na zijn dood, in de overtuiging dat Reve vast van plan zou zijn om de brieven te publiceren. De collega heeft die wens gerespecteerd, zich er terdege van bewust om welk offer het ging. "(...) Ik zie me nog met die aktentas met snippers naast zijn bed staan en herinner me nog als de dag van gisteren de opluchting op zijn gezicht. Er viel een last van hem af. (...) We zullen het niet weten wat nu zijn grote angst eigenlijk was. (..)" (28 Maart 1998)
Henk van Essen is nog een paar weken thuis geweest. Hij was zeer verzwakt, maar wilde altijd nog wat praten met zijn collega en diens echtgenote, die hem dagelijks bezochten. Er was tussen hen een vertrouwensband gegroeid. Verder had hij geen vrienden in zijn leven willen toelaten, leek het wel. Een eenzelvig mens, gekweld door de angst voor het in opspraak raken. Hij is in het bijzijn van zijn zuster gestorven, al heeft het hem aan zusterliefde in zijn leven ontbroken. Kort na het overlijden is zij het huis uitgevlucht, en verbleef die nacht bij Sjoerd de Vrij en zijn vrouw in Son. Deze keken verbaasd op van haar komst aangezien ze elkaar nauwelijks kenden, maar hebben haar uiteraard opgevangen. Zij was kennelijk in paniek! Jo van Essen stemde ermee in dat de naaste collega - op zijn bede - de wake was. De crematie vond plaats in het crematorium te Dieren, gemeente Rheden. De asurn werd later bijgezet in het graf van zijn ouders, begraafplaats Heiderust, buurtschap Worth-Rheden (Posbank), grafplaats KL.II.H. nr. 74.
Juffrouw Van Essen overleed op 8 April 1980. De waarde van de verkoop van het huis "Klein Wielewaal" is geschonken aan de Johanna Stichting, een instelling voor lichamelijk gehandicapten in Oosterbeek, bij Arnhem.
Tekst:
Hans Evers
Dit artikel is eerder verschenen in Puntkomma (nummer 6, oktober 2004).