Mannen met vaste lasten
Erik is Gerard Reve en zit met een deken over zijn benen op een stoel. Diederik is Matroos Vos, staat achter hem.
E: Nou, ik zou zo zeggen, trek de fles maar open, Joop.
D: Wat zeg je Gerard?
E: Ja, een dove vriend kan ik overal krijgen. Glaasje wijn alsjeblieft, Joop.
D: Had je alweer dorst?
E: Ons leven is een eeuwig dorsten. Dorst naar liefde, dorst naar een beetje geluk, maar vooral dorst naar de dood.
D. schenkt een klein beetje wijn in een glas en geeft het aan E.
D: Gezondheid, Gerard!
E: Nou, met onbekrompen maat geschonken, Joop. Zul je altijd voor me blijven zorgen?
D: Tuurlijk.
E: Ook als ik dood ben?
D: Tuurlijk, Gerard.
E: Dan is het goed, want als er alleen maar voor je gezorgd wordt tijdens je leven, kun je net zo goed dood zijn.
D: Ach weet je wat het is, Gerard, het interesseert de mensen niks, de Dood. Iedereen denkt: wie dan leeft wie dan zorgt. Ik zeg altijd maar zo, de Dood is net als de belasting: je ken wel uitstel vragen, maar op een dag moet je betalen.
E: Ik hoorde laatst bij mensen in een verzorgingshuis, daar was een oude haarkam midden in een schaal met bitterkoekjespudding gevallen. Niemand wilde meer van die pudding eten. Ik zei toen tegen die mensen: 'Jullie kunnen toch wel tot vlak om die kam heen eten.' Maar die mensen zeiden: 'Dat willen we niet, het gaat om het idee, het oog wil ook wat.'
D: Mensen wonen in stenen huizen, terwijl ze tien meter onder de grond veel beter tot hun recht komen. Het gaat wel allemaal van mijn zuurstof af. Heb ik nou gelijk of niet, Gerard, in dit land mag je toch alles? Je mag hier helemaal alles. Het enige wat je in dit land niet mag is vragen aan je buurman of hij zijn radio eens wat zachter zet. Want dan zegt de buurman: 'Die radio hoeft helemaal niet zachter, we leven in een vrij land.' Nou dat hebben we gezien, zeg! Mensen kennen niet tegen stilte.
Gerard en Matroos luisteren enige tijd naar de stilte
E: Het is helemaal niet erg om kaal te zijn, je hebt alleen geen haar meer. Luister Joop, ik vind het allemaal reuze gezellig, maar mijn tijd is gekomen, jij moet nog even. Als het straks zover is, komt er dan fijne muziek?
D: Ik laat de harmonie komen. Die spelen alleen wat jij mooi vindt, Gerard.
E: Muziek van het leger, dat vind ik mooi. Vooral als ze uitrukken met groot materieel. In smetteloos witte pakken. Allemaal verlegen jongens met grote instrumenten. Daar houd ik van. Fijn veel koper, prachtige liederen waar iedereen stil en ontroerd van wordt, terwijl toch niemand precies begrijpt waarom.
D: Ja, jij bedoelt van die muziek dat als ze dan klaar zijn met spelen, dan heb je toch voor je eigen het gevoel dat die muziek als het ware... die gaat zo z'n eigen... ja, ik ken het natuurlijk nooit zo mooi verwoorden als jij, Gerard.
E: Je bedoelt, dat de muziek als het ware door de wind wordt opgetild en dat die muziek dan wordt meegevoerd langs straten en pleinen, parken, plantsoenen, loodsen, opslagplaatsen, kazernes en verlaten honken van het kerkelijk jeugdwerk?
D:Zoiets, ja.
E: En dat de muziek dan, hoog boven zee aangekomen, verstomd en langzaam wegsterft en dan, helemaal op het eind, als er wel wolken maar geen wind is, dan wordt de hemel een sluier van stilte, en daalt iets neer wat lijkt op geluk?
D: Precies.
E: Nou, dat zou mooi zijn als je dat kon regelen, Joop. Weet je dat ik eigenlijk nog maar voor één ding bang ben?
D: Zeg het maar gewoon, Gerard.
E: Een grondeloze angst, die tot het eind toe bij me zal blijven. Dat straks als het zover is, God met z'n dronken kop mij door de war haalt met Wolkers. Dan is alles voor niets geweest.
Tekst: Diederik van Vleuten
Website: www.erikendiederik.nl (website bestaat niet meer)
Foto afkomstig van website.