Gerard Reve en de stille liefde van kapelaan Hendrikx
De roerige jaren zestig. Rookbommen bij het huwelijk van Beatrix en Claus, damslapers bij ons nationale monument, happenings bij Het Lieverdje, het Maagdenhuis bezet en Bernhard de Vries namens Provo geïnstalleerd in de gemeenteraad van Amsterdam. In de jaren zestig worden de normen en waarden aardig op hun kop gezet. Hoewel hij zich in bovenstaand rijtje niet thuis zou voelen - sterker nog, hij zou iedere verwantschap verontwaardigd van de hand wijzen - heeft Gerard Reve (toen nog Gerard Kornelis van het Reve geheten) ook zijn bijdrage geleverd aan het opruimen van taboes. Uiteraard is hij van enorme betekenis geweest voor de homo-emancipatie in Nederland, maar dat is niet het enige.
In een brief, gepubliceerd in een aflevering van Dialoog- Tijdschrift over Homofilie en maatschappij uit 1965, beschrijft Reve hoe hij met God, in de gedaante van een ezel, het liefdesbed deelt. Een jaar later neemt hij deze 'sprookjesachtige voorstelling' op in Nader tot U. Een rel is het gevolg. Heel kerkelijk Nederland staat op zijn achterste benen. Godslastering! Reve wordt voor de rechter gedaagd - het befaamde ezelsproces - , maar uiteindelijk van alle beschuldigingen vrijgesproken. Het gevolg is wel dat Gerard Reve nu een bekende Nederlander is. Vanuit het hele land stromen de verzoeken toe om een lezing te houden. Soms gaat hij hier op in. Zo arriveert hij, op uitnodiging van de plaatselijke afdeling van het COC, begin januari 1968 in Eindhoven.
Kapelaan Hendrickx, actief in de homobeweging, biedt hem onderdak voor de nacht. Tevoren had Reve nadrukkelijk aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben wanneer hij een aantrekkelijke jongeman in zijn bed aan zou treffen. De geestelijke die het zijn gast in alle opzichten naar de zin wil maken, neemt deze suggestie serieus en stelt hem voor aan de plaatselijke schone Jan Gerard S. Een altruïstisch gebaar, want de kapelaan is al jaren vergeefs verliefd op de jongeman. Ook Reve is enthousiast over de knaap. In kleurrijke bewoordingen beschrijft hij naderhand de liefdesnacht die de twee in het logeerbed van Hendrickx hebben doorgebracht, met als prikkelende bijzonderheid dat de jongen dagen later nog klaagt over de vele liefdesbeten die zijn lichaam ontsieren.
Voor de kapelaan lijkt me deze ontboezeming toch een hard gelag. Zelf kon hij die nacht op een houtje bijten. Of het een met het ander te maken heeft, weet ik niet, maar in maart 1968 wordt de zielenherder met hartklachten in het ziekenhuis opgenomen. Misschien begint zijn alcoholconsumptie hem ook op te breken, want Hendrickx drinkt, aldus Reve, wel heel erg veel, zelfs voor een geestelijke. Het verhaal gaat dat de kapelaan een keer tijdens een kerkdienst bijzonder lang in gebed verzonken lag. Toen de kerkgangers wat onrustig in hun banken heen en weer begonnen te schuiven, ontwaakte hij met een schok uit zijn roes, en ging verder met het opdragen van de mis.
Jaren later heeft Jan Gerard S. (die nog altijd anoniem wil blijven) zijn versie gegeven van de gebeurtenissen in die januarinacht in 1968. Hij vertelt dat Reve en hij enorm gelachen hebben, en enorm gezopen hebben, en rond half vijf stomdronken het bed zijn ingerold. Geen van beide was toen tot welke handeling dan ook nog in staat. De vurige liefdesnacht zoals Reve die beschreven heeft, is geheel aan zijn fantasie ontsproten.
Dit artikel is eerder verschenen in Het kringenblad, najaar 2006.