Nader tot Reve: Nieuwsarchief Naar de homepage van Nader tot Reve
tak
Lezing Bert Boelaars: de betekenis van Gerard Reve voor de homobeweging
31 juli 2016
Toespraak 28 juli 16 uur Amsterdam Museum - Shakespeareclub
Goedemiddag allemaal,
En van harte welkom bij deze voordracht, waarin ik zo dadelijk iets zal vertellen over mijn boek dat dit voorjaar is verschenen naar aanleiding van de tiende sterfdag van schrijver Gerard Reve, 8 april 2016. Daarna zal ik ingaan op de betekenis van Reve op het gebied van de homo-emancipatie in Nederland. Hij betoonde zich gedreven, maar vaak ook lastig.
Eerst iets over mijn eigen kennismaking met de markante auteur. Dat is lang geleden geweest, in 1972, en wel in het Limburgse stadje Weert. Ik was 20 jaar en zat in de laatste klas van het gymnasium. Omdat ik journalist wilde worden schreef ik voor een regionaal huis-aan-huis blad. Toen ik op het schoolplein hoorde dat klasgenoten regelmatig Gerard Reve hadden gezien, ging ik op onderzoek uit en ontdekte dat hij midden in Weert was komen wonen. Na mijn eindexamen belde ik hem op voor een interview. Nog geen week later stond ik in zijn flat. Geduldig en vriendelijk legde hij me uit waarom zijn katholicisme zo absurd nog niet was. En dat zijn werk eigenlijk heel ingetogen, ja, puriteins was: 'Mijn boeken gaan over het thema Verlossing,' vertelde hij. 'In diepste wezen gaan mijn boeken niet over homoseksualiteit, maar voor de oppervlakkige beschouwer natuurlijk wel!' In het vierde hoofdstuk van het boek Koninklijke Jaren dat ik in 2002 over 'de Weerter periode van Gerard Reve' heb gepubliceerd kunt u het curieuze vraaggesprek nog eens nalezen.
Hoe ging het verder, ná dat interview?
Af en toe belde Reve mij op met een nieuwtje. Of hij bood stukjes aan voor Op de Keper, zo heette het krantje, waarin ik het interview had gepubliceerd. Het was de tijd van De Taal Der Liefde en Lieve Jongens, romans die in groten getale de winkel uitvlogen. Want Nederland was welvarend geworden - een boek kopen was geen luxe meer - en de geesten waren rijp voor het doorsnijden van knellende banden.
Ik mocht geregeld langs komen of ontving brieven, als hij in Frankrijk vertoefde waar hij heen ging om er te bouwen op zijn pas verworven Geheime Landgoed.
De bezoeken aan zijn woning op de Nieuwe Markt in Weert waren voor mij hoogtepunten. Ik had het gevoel in een spannend jongensboek terecht te zijn gekomen. Ontroerend, meeslepend, maar ook raadselachtig en soms huiveringwekkend. Met de Grote Schrijver in de hoofdrol ging voor mij in die eerste helft van de jaren '70 een wereld open. Achteraf gezien de wellicht kleurrijkste periode uit het leven van Reve. Met als hoogtepunt de dagen rond de eerste koninklijke onderscheiding die hem, ook in Weert, in 1974, werd toegekend. 'Net een sprookje', vertrouwde hij me toe. 'De mooiste dag van m'n leven.' In een brief aan Simon Carmiggelt schreef hij: 'Bijna gehuild, weet je dat.'
De ironie, zijn virtuoze schrijfstijl maar ook de soms bizarre of mysterieuze inhoud van zijn werk, allemaal elementen waarom ik Gerard Reve ben blijven volgen. Ik deel de opvatting van velen dat hij behoort tot de grootste Nederlandstalige schrijvers.
Zeer recent, namelijk in april heb ik dan een tweede boek over hem gepubliceerd. Voor het naaktgeslacht, dat is de titel. Ik ben onder meer op zoek gegaan naar een antwoord op de vraag wat er van Gerard Reve gebleven is, in het eerste decennium na zijn overlijden.
Want ja, wat blijft er uiteindelijk van over? De eerste tien jaar, dat hij na zijn dood - naar eigen inschatting - op de scholen nog vrijwillig zou worden gelezen, zijn om. Tja.. en? Hoe vaak werd hij dan nog gelezen, de voorbije tien jaar? Ik vroeg het de stichting Leenrecht, die het aantal uitleningen via openbare bibliotheken administreert. Volgens Leenrecht zijn de boeken van Gerard Reve het voorbije decennium zo'n 85.000 keer uitgeleend. Eén boek springt er nog altijd bovenuit: De avonden, goed voor een derde van deze uitleningen. Ook volgens zijn uitgever is dit nog steeds het best verkochte boek van Reve.
Ik ging door met mijn onderzoek en kwam tot de conclusie dat 'Circus Mensdom' zijn overleden literaire acrobaat allerminst vergeten is. Nog in het jaar van zijn verscheiden, in 2006 dus, kwam een schitterende hommage tot stand in de vorm van de bundel Het Volle Leven. Met bijdragen van ruim dertig vrienden en bekenden. Maar daarna bleef het niet stil, integendeel. Ik telde een oogst van meer dan vijfentwintig boeken die de afgelopen tien jaar over Reve zijn uitgebracht. Welke overleden schrijver kreeg dat ooit voor mekaar? In Nederland tot dusverre niemand.
Bovendien: drie nieuwe toneeluitvoeringen van zijn debuutroman De avonden, en jaarlijks in december een goed bezochte Reve middag hier in Amsterdam, waar bovendien het Gerard Reve museum is gekomen. Dan is er nog de levendige website nadertotreve.nl, met nieuws en achtergronden over de schrijver en duizenden bezoekers. En verder zijn er tal van bijeenkomsten georganiseerd: niet alleen in Amsterdam, onder meer rond de presentatie van de lang verwachte biografie, en op 8 april dit jaar maar liefst TWEE literaire gedenkprogramma's op dezelfde avond, maar ook in Greonterp en Veenendaal. En niet te vergeten: Weert, waar naast inmiddels drie gedenkstenen, zelfs een Reve-wijn op tafel kwam en een Reve-klok werd bedacht. Bovendien een nieuwe geactualiseerde versie van de Reve stadswandeling, met dank aan de samensteller, neerlandicus Herman van Horen.
Al deze wederwaardigheden heb ik in mijn boek in kaart gebracht. 'Voor het naaktgeslacht', zoals Reve het zelf schertsend kon zeggen. Ook stuitte ik op een wonderlijk nieuw verhaal, over zijn langdurige vriendschap met een student kunstgeschiedenis. Het is in dit boek opgenomen onder de titel: Ik bied je mijn vriendschap, mijn gastvrijheid & mijn bed aan.
Het verhaal over Reves Geheime Zoon, Rijkjan Sikkel (hij is hier vanmiddag ook aanwezig), staat eveneens in dit boek, en verder een beschouwing over Gerard Reve en Benno Premsela als twee tijd- en bondgenoten in de homobeweging van de jaren zestig. Ik kom daar zoals gezegd nader op terug.
In die jaren zestig was het roemruchte Ezelproces, naar aanleiding van de fantasie van Reve over zijn intieme omgang met de door hem veronderstelde Almachtige in de gedaante van een muisgrijze ezel. Wie had kunnen denken dat dit fragment nog in maart van dit jaar voor een spraakmakende controverse zou zorgen tussen VVD fractievoorzitter Halbe Zijlstra en Volkskrant columnist Arnold Grunberg. Dus ja, wat blijft er uiteindelijk van over?
Het Geheime Landgoed in Frankrijk dan. Waar de schrijver zwoegde en ploeterde, tot hij er iets bewoonbaars tot stand gebracht had. Ik bezocht de afgelegen plek de laatste jaren verschillende keren. De teloorgang die ik aantrof heb ik eveneens in het boek beschreven en u vindt er ook de beelden bij.
Interessant vond ik ook de visie van Guus van Bladel, de enige man met wie Reve heeft samengewoond zonder dat er sprake was van een seksuele relatie. Dat was in Weert, in de jaren zeventig dus. Toen Joop Schafthuizen op het toneel kwam, verhuisde Reve naar Frankrijk, en Van Bladel koos om gezondheidsredenen voor Singapore en Melaka.
Enige tijd geleden was ik in de gelegenheid nog eens uitvoerig met Van Bladel te praten over die tijd van toen. Zijn analyse nu: Reve leed aan wat ze in China noemen een 'monkey mind'. Dat is een geestelijke aandoening, ook bekend onder de aanduiding Xinvuan, waarbij men geplaagd wordt door voortdurende rusteloze gedachten, tot uitdrukking komend in onvoorspelbare, dubbelzinnige en onbeheersbare gedragingen: 'Gerard wist toen niets van monkey mind. Maar wel dat er iets mis was en dat hij honderd procent fout zat als ie zou doen wat allemaal in hem opkwam. Hij heeft zich onbewust gerealiseerd dat hij niet met de politie in aanraking zou komen als hij die gedachten van zich af zou schrijven. Er was helemaal geen martelkamer voor jeugdige Duitse toeristen. Hij schreef dat wel, maar het was allemaal verzonnen. Ook zijn verhalen over Indië, waar hij nooit was geweest, maar hij schreef erover alsof het waar was wat hij daar had gedaan en meegemaakt. Dat is die monkey mind.' Wie rekening houdt met het gegeven 'monkey mind' zal de boeken en brieven anders gaan lezen en benaderen.'
Overigens, in diverse passages schrijft Reve ook zelf letterlijk 'ik ben niet goed bij het Hoopht', en dan hoofd met ph.
Hoe die monkey mind met hem op de loop ging illustreert ook treffend het verhaal van Mia van 't Hof, die met Rob Touber de productie verzorgde van de Grote Gerard Reve Show op tv in 1974. De schrijver voelde zich vertrouwd bij de kordate assistente van Touber en schreef haar onverbloemd: 'Lieve Mia met je fijne zachte warme roze varkenskutje' (..) Ik ben verschrikkelijk geil, zonder dat ik weet wat ik er aan moet doen. Ik beroer mijn Deel ongeveer 9 x daags, zonder dat mijn bronst afneemt. Was er maar een seksklub of desnoods een mooie jonge schatrijk getrouwde vrouw die een volwassen minnaar zocht.'
Maar toen ze een keer niet meteen voor Reve klaar stond, werd hij boos en degradeerde Mia opeens tot 'die mevrouw van de NOS'. Weer die monkey mind dus. Het complete verhaal staat in hoofdstuk 3 van mijn boek.
Een ander voorbeeld: hij zat een keer bij boekhandel Willems in Weert, nu een Bruna, om boeken te signeren. Plotseling ging hij staan en riep, volkomen onverwacht: Dood aan de arbeiders! Lang leve de Dood! Niemand wist hoe te reageren. Maar de schrijver ging weer zitten, hij had stoom afgeblazen en kon gewoon rustig verder. Hij bezocht de eigenaar van de boekwinkel geregeld, Paul Willems, schreef hem in brieven aan met Waarde collega en in een brief aan zijn uitgever noemde hij hem de bepaald heroiese kultuurstrijder Paul Willems.
Ook kunstenaar Gerard van den Oetelaar, wiens portret van Reve de voorkant van mijn boek siert, was getuige van Reve zijn monkey mind. Aan hem beloofde hij een stal met witte paarden, koetsen en wat niet al als hij maar bij hem kon zijn.
Enfin, in totaal twaalf verhalen in deze publicatie, met de ondertitel: Toegift op het levensverhaal van Gerard Reve.
Dan nu over de betekenis van Reve op het gebied van de homo-emancipatie. Een woord overigens dat hij zelf nooit in de mond zou hebben genomen, want hij gruwde van dit type aanduidingen die hij minachtend afdeed als progressieve sociale academie taal. Toch bleek hij niet minder gedreven, als het er op aankwam.
Het was de vermaarde vormgever Benno Premsela, in de jaren zestig voorzitter van het COC, die Gerard Reve over de streep trok om de strijd voor gelijke rechten van homoseksuelen te steunen. Maar toen studenten de homobeweging een linkse koers opstuurden, zegde Reve in 1970 zijn lidmaatschap van het COC op. En niet veel later, in 1975, na de roemruchte poëzienacht in Kortrijk, kwam het helaas tot een regelrechte aanvaring tussen de twee markante Amsterdammers.
Hun achtergrond verschilt niet eens zoveel. Zowel Premsela als Reve zijn geboren, getogen en geworteld in Amsterdam, allebei de jongste kinderen uit een (klein) socialistisch gezin met een vader die publiceerde. In leeftijd schelen de twee slechts zo'n drie jaar. Wel heeft Reve zijn jeugd als een verschrikking ervaren, terwijl voor Premsela thuis een warm bad was. Tijdens de oorlog dook Premsela, die van joodse komaf was, onder. Reve nam op bescheiden wijze deel aan het verzet. De ouders van Benno Premsela, zijn enige zus en andere geliefden zijn in Auschwitz om het leven gebracht. (Ontleend aan de biografie Benno Premsela (1920-1997). Voorvechter van homo-emancipatie. Een uitgave van Het Humanistisch Archief, Utrecht, en Uitgeverij THOTH, Bussum)
'Nothing left to lose, zo ben ik uit de oorlog gekomen,' typeerde de zwaar aangeslagen Premsela ooit zijn gevoel in 1945. Omdat hij tijdens de onderduik zich bewust was geworden van zijn homoseksualiteit, een fenomeen dat ook na de bevrijding als misdadig werd gezien in de samenleving van toen, besloot hij alsnog 'in het verzet' te gaan. Hij werd actief lid van het pas opgerichte COC, dat in de beginjaren enkel kon bestaan onder een literaire schuilnaam, de Shakespeareclub. Het getuigt van gepast historisch besef dat de naam dezer dagen weer tot leven is gebracht. Laten we niet vergeten dat de Nederlandse belangenvereniging voor homoseksuelen tot in de jaren zeventig van overheidswege is gedwarsboomd. Dat is nog maar zo'n veertig jaar geleden.
Gerard Reve drukte zijn worsteling met de benauwende alledaagse werkelijkheid van vlak na de oorlog op een cynischer wijze uit door het boek De avonden te schrijven, uitgebracht in 1947. Maar beide mannen die elkaar later in het COC zouden ontmoeten, beseften terdege dat zij zelf zin en vorm aan hun leven moesten geven door in beweging te komen.
In 1962 trad Benno Premsela aan als voorzitter van het COC. In de verstikkende tijd van toen bepleitte de nieuwe leidsman van de homobeweging volledige openheid, over en weer. Maar veel homo's en lesbo's waren daar juist bang voor en waanden zich veilig in de verborgen schuilkelders van hun subcultuur. Het was voor hen bepaald een schok toen Gerard (in die tijd nog Kornelis van het) Reve op 11 december 1963 met zijn comingout op het nieuwe publieksmedium televisie verscheen. Vlak voor zijn veertigste verjaardag interviewde recensent Hans Gomperts de schrijver in het programma Literaire ontmoetingen van de AVRO. Reve was daarmee de eerste bekende Nederlander die het lef had zo openhartig te zijn. Eind 1964 zou Benno Premsela als tweede volgen. Hoewel beide mannen in veel opzichten anders in elkaar staken, waren ze het er allebei over eens dat de luiken open moesten om recht op gelijke behandeling te verwerven.
Daarom ook trad Reve toe tot de redactie van het nieuwe, op 'homofilie en samenleving' gerichte tijdschrift Dialoog. Over de oprichting daarvan eind 1964 herinnert Premsela's toenmalige geliefde, muziekkenner Hans Heg zich dat Benno zich persoonlijk heeft ingezet om Gerard Reve in de redactie te krijgen: 'We zijn samen naar hem toe gegaan in Friesland, voor overleg.' Wellicht kwam de schrijver mede door het contact met de COC-voorzitter tot de volgende conclusie in een van zijn brieven uit die tijd: 'Welnu: na ontzaglijk veel gepieker heb ik opeens begrepen, dat niet de homoseksueel, maar de maatschappij die zich er aan stoot, ziek is.'
Premsela had de schrijver eerder al een brief gestuurd om hem, mede namens het COC-hoofdbestuur, te complimenteren met zijn aandeel in de genoemde tv-uitzending. Het feit dat ook Reves uitgever Johan Polak tot het redacteurschap van Dialoog bereid was gevonden, zal ongetwijfeld hebben geholpen dat de auteur toezegde. Want de deelname van de linkse Niek Engelschman, die vóór Premsela de eerste voorzitter (en medeoprichter) van het COC was geweest, kan de recalcitrante schrijver die in 1963 zo'n opzien had gebaard met zijn brievenroman Op Weg Naar Het Einde, onmogelijk hebben bekoord.
Even nog over Op Weg Naar het Einde. Dit boek is jarenlang een ijkpunt voor velen geweest door de felle wijze waarop homoseksualiteit daarin wordt verdedigd. Die toon was indertijd volstrekt nieuw en buitengewoon gedurfd.
Zo doet Reve in dit boek verslag van een internationaal schrijvers congres in Edinburgh, waar hij het publiekelijk opneemt tegen een collega die - geheel in de geest van de toenmalige tijd - zich had afgezet tegen 'such things as homosexuality, lesbianism and sodomy'. Daarover hoorde je niet te schrijven, vond de man. Reve viel fel uit: 'Dat ik mij tot het uiterste zal verzetten tegen elke poging om de auteur zijn onderwerp voor te schrijven en dat ik mij, als homoseksueel, zeker nooit door iemand zal laten verbieden homoseksualiteit tot onderwerp van mijn werk te kiezen'. De uitspraak 'als homoseksueel' was niet eerder in een Nederlandstalig literair werk voorgekomen. Agressief vervolgde Reve in dezelfde brief: 'Al lang heb ik de overtuiging gekoesterd, dat de tijd van het bedelen om begrip voorbij, en de tijd van het gebruik van vuisten, tanden en voeten aangebroken is.'
Verderop in het boek betoonde hij zich echter wel kritisch tegenover 'het soort mensen dat men gevoelsgenoten pleegt te noemen', omdat 'bijna allen, zonder uitzondering, de Moed missen zich in te zetten voor datgene, dat zij beweren lief te hebben, alsook de moed om te vechten en er op los te rammen als het er op aankomt, in plaats van die anonimiteit te prefereren waarbij men doet of men tot een onderwereld behoort die zo spoedig mogelijk zou moeten worden uitgeroeid (..) en nooit, nooit, godverdomme, één verstandig woord, over kunst, politiek, etiek, religie. (..) En nooit mogen hun moeder, zuster, vader, kollegaas, al zijn ze zelf al in de veertig of vijftig en geen kwajongens meer en al zijn ze maatschappelijk onkwetsbaar, iets weten. De ergste menselijke zonde is de bereidheid zich in een hoek te laten trappen. Ik wil niet in een hoek of verborgen kelder leven.' Aldus Gerard Reve in 1963.
Bij zijn aantreden tot de redactie kritiseerde Reve de tot dan uitgegeven COC-publicaties: 'Ze smeken om begrip. Dialoog moet agressiever, strijdbaarder zijn. Als je om begrip vraagt, krijg je 't nooit.'
Toch zat begrip kweken wel degelijk ook in het streven van de redactie van Dialoog. Bruggen slaan naar de samenleving als geheel. Niet langer 'uitzichtloze discussies uit het verleden over ontstaan en verbreiding voortzetten', aldus een toelichting op de doelstelling in het eerste nummer, begin 1965.
Reves bijdrage aan dat eerste nummer bezorgde Dialoog meteen een golf aan publiciteit. Van deze uitgave verscheen zelfs een tweede druk. In de literaire Brief Aan Mijn Bank zette Reve een god neer in de gedaante van een ezel met wie hij het bed wilde delen. Deze fantasie kwam de schrijver op een beschuldiging wegens godslastering te staan, een aanklacht die de Hoge Raad uiteindelijk zou verwerpen. Maar de toon was gezet en zelfs de progressieve pater Joop Gottschalk en dominee Rein Brussaard - die enige jaren eerder met collega Alje Klamer pastorale contactgroepen voor homo's waren begonnen, later De Kringen genaamd - namen nu afstand. Met 'verbijstering' hadden ze het in hun ogen 'weerzinwekkende' verhaal van Reve gelezen. Het zou in hun visie eerder de bestaande afkeer versterken dan het beoogde begrip kweken. Een onbedoeld en ongewenst effect, aangezien de dialoog met kerkelijk Nederland juist in een positieve stroomversnelling was terechtgekomen.
Een verontwaardigde lezer van Dialoog schreef in zijn brief: 'Al zijn we allen homofiel, toch worden velen van ons niet gaarne vereenzelvigd met een zuiplap, een spotter, een reactionair of een sadist.'
Confessionele bladen als Trouw, De Nieuwe Linie, De Volkskrant, Hervormd Nederland, Vrije Geluiden, maar ook Haagse Post en Propria Cures weigerden nu een advertentie voor het tweede nummer van Dialoog. Reve zelf reageerde zelfverzekerd door te stellen dat ieder recht had op een eigen godsbegrip 'en op het recht desgewenst daarvan te getuigen'. En passant onthulde hij Hem als biseksueel te zien: 'Dat is mijn beeld van Gods zoon, dat ik niemand wil opleggen, maar dat ik evenmin bereid ben mij, door wie dan ook, te laten ontnemen.'
Voor het tweede nummer van Dialoog schreef Reve een verhandeling onder de titel 'Over pornografie'. Met opnieuw een uitgesproken opinie, en nog altijd actueel: 'Wie, als ik, gelooft dat de pluralistiese kultuur van onze westerse maatschappij met haar vrij grote mate van redelijkheid, verdraagzaamheid en erkenning van het voorbehoud van de twijfel, de moeite waard is om behouden te blijven en zich verder te ontwikkelen, moet ook waakzaam blijven en bereid zijn tot verdediging'.
Drie jaar lang heeft Dialoog bestaan. In het laatst verschenen nummer, eind 1967, schreef het bestuur dat een deel van de bestaansgronden van het blad was komen te vervallen, 'nu vele dag- en weekbladen, radio en televisie, regelmatig en vaak op uitstekende wijze aandacht zijn gaan schenken aan zaken die homofilie ten nauwste raken'. Gerard Reve die overigens maar twee keer de redactievergadering bijwoonde, protesteerde bij het COC-bestuur fel tegen de teloorgang van Dialoog: 'Ik vind dit een hoogst ondoordacht & voorbarig besluit. (..) Wij hebben van vrijwel niemand anders dan onszelf iets te verwachten. Geen enkele partij & geen enkele kerk - ondanks de meer uit gemakzucht & beginselloosheid dan uit inzet voortkomende welwillendheid van de R.K. Kerk - zal zich voor ons aan koud water willen branden. (..) Laat ons de Eendracht bewaren.'
Naast zijn inzet voor Dialoog heeft Reve herhaaldelijk voorgelezen uit zijn werk bij COC-afdelingen in Amsterdam, Rotterdam, Leeuwarden en Eindhoven. Uit de nasleep van zijn optreden in laatstgenoemde stad, in 1968, kwam zijn verhuizing voort naar het Limburgse Weert. In 1969 stelde Reve zich opnieuw weerbaar op door belangeloos mee te werken aan de informatieve langspeelplaat 1 op de 20. Hij zegt daarop dat als men homoseksualiteit op grond van de bijbel wil bestrijden, dat men dan ook tegen het vrouwenkiesrecht en vóór het verbranden van heksen moet zijn. De net zelf tot de rooms-katholieke kerk toegetreden schrijver houdt een felle tirade tegen wat hij noemt 'de ketterij van de letterlijkheid'.
Naast deze LP bracht het COC in hetzelfde jaar nog een Extra Van het Reve-nummer uit van Dialoog, ter ere van de PC Hooftprijs die de auteur ten deel was gevallen. Toch zegde Reve op 17 februari 1970 zijn COC-lidmaatschap op vanwege de zijns inziens te linkse koers die was ingezet onder invloed van de studentenbeweging. Pikant detail in dit verband: Rijkjan Sikkel op wie Reve in 1969 zozeer gesteld was geraakt, dat hij hem in overdrachtelijke zin had geadopteerd als zijn geheime zoon, was actief in die studentenbeweging en werkte als hij bij Reve in Friesland logeerde geregeld op diens typmachine aan beleidsnota's voor 'Nieuw Lila', de hervormingsgezinde stroming onder de studenten die de koers van het COC inderdaad naar links wisten om te buigen.
Reves geliefde Willem van Albada ('Teigetje') trok zich later in 1970 eveneens als lid terug. Wel bleef de schrijver ludieke acties steunen als de 'danspelotons' waar studenten mee kwamen. Al deed hij er zelf niet aan mee. En in zijn boeken bleef hij intussen onverbloemd over homoseksuele ervaringen schrijven als de gewoonste zaak van de wereld. Hij hield er naast Teigetje nog tal van geliefden op na, onder wie Henk van Manen ('Woelrat'), dat was in zijn Friese jaren. Bij een juwelier gingen de drie op een dag trouwringen kopen. Op 26 mei 1971 vertelde Reve bij Koos Postema op tv dat ze van nu af met zijn drieën getrouwd waren. Daarmee was de schrijver dus een van de eerste pleitbezorgers voor de openstelling van het huwelijk voor iedereen, een verworvenheid die pas dertig jaar later wettelijk mogelijk zou worden, nadat ook in de homobeweging zelf er eerst nog heel wat discussie over gevoerd is.
Zoals bekend was met name het COC lange tijd tegen. Bestuurslid Joke Swiebel vond daarom in hetzelfde jaar 1971 een razende Gerard Reve tegenover zich, toen ze met de schrijver deelnam aan een discussie op de Katholieke Hogeschool in Heerlen. Swiebel betoogde daar dat 'de vrije keuze tussen verschillende relatievormen positief gewaardeerd [moet] word[en]. [...] Het is kwalijk dat je onder homo's nog vaak die hang naar Vaste Vriendschap tegenkomt. Het is imitatie van het huwelijk.' Nog jaren nadien betoogde Reve woedend dat Swiebel afgevoerd en vernietigd moest worden. Weer die monkey mind.
Toen Reve in 1974 zijn eerste koninklijke onderscheiding verwierf zag hij daarin ook een erkenning voor hem als homo. Oorspronkelijk was het lintje in oktober 1973 aangevraagd door Johan Polak, met de bedoeling dat de staat Reve zou decoreren bij diens vijftigste verjaardag op 14 december. Dat bleek te kort dag, daarom werd het eind april het jaar daarop, ter gelegenheid van Koninginnedag. Polak argumenteerde zijn aanvraag onder meer als volgt: 'Op de verdiensten van Gerard Reve als schrijver wil ik hier niet nader ingaan, maar het is misschien wel juist te wijzen op wat hij heeft gedaan voor de emancipatie van de homofiele minderheidsgroep, lang voordat dit emanciperen een modeverschijnsel was geworden.'
Na het opspelden van de decoratie door de burgemeester van Weert, op 29 april zei Reve: 'Dit is voor mij behalve een dag van dankbaarheid, een dag van voldoening en vervulling. Geheel afgezien namelijk van mijn verdiensten als kunstenaar, acht ik het van groot gewicht, dat iemand als ik voorgedragen en onderscheiden heeft kunnen worden, die zich tot zulk een fel omstreden belijdenis bekent aangaande de wezenlijke waarden in het menselijk leven: God en de Liefde. Tien, mogelijk zelfs vijf jaren geleden was een dergelijke onderscheiding nog niet mogelijk geweest (..) Wat mijn opvattingen aangaande dat grote en mogelijk enige attribuut Gods, de Liefde, betreft, meen ik in dit dankwoord gewag te mogen maken van de half miljoen, mogelijk een heel miljoen of meer medeburgers, die zoals ik geschapen en geformeerd zijn, en wier stem nooit zo duidelijk, zo luide – wellicht ook wel eens te schel – geklonken heeft als de mijne.'
Die inderdaad soms erg luide roep veroorzaakte een jaar later een frontale aanvaring tussen Reve en Premsela. In mei 1975 trad de schrijver op in de Nacht van de poëzie, een literair festijn in het Vlaamse Kortrijk. Daar declameerde hij het uiterst rechtse gedicht Voor eigen erf. In de erop volgende stampij hief Reve, begeleid door een deel van het Wilhelmus, een in een witte bokshandschoen gevatte vuist ten hemel. Om zijn hals hingen een zilveren kruis, hamer en sikkel, hakenkruis en vredesteken. Voor Benno Premsela vormde de misplaatste provocatie de druppel die de emmer deed overlopen. Hij startte een publieke actie tegen de auteur om 'zijn beroep op latente gevoelens van discriminatie te verwerpen'. Uitgaande van het recht op vrije meningsuiting wilde hij Reve niet het recht ontzeggen zich te uiten zoals hij deed, maar met enkele sympathisanten nam hij op zijn beurt dit recht te baat om 'kranten, radio en tv aan te sporen - indien deze menen aan deze milieuverontreinigende uitingen aandacht te moeten besteden - daarop duidelijk commentaar te geven'.
Toen de schrijver de media liet weten dat men hem te serieus nam, gaf Premsela in de NRC van 31 mei als commentaar dat er voor hem geen enkele reden was Reve niet serieus te nemen: 'Iedereen maakt wel eens fouten, maar dan verwacht ik wel een gemeend excuus. Als hij zijn uitlatingen werkelijk betreurt, dan moet hij zijn verontschuldigingen op de tv aanbieden. Vele mensen luisteren naar Reve, en dat brengt een grote verantwoordelijkheid voor de schrijver met zich mee.'
In 1998 blikte Reve nog eens terug op zijn aandeel in de homo-emancipatie en stelde dwars vast: 'Er is geen groep die mij zo geweldig haatte als de homo's. Omdat ik liet zien dat het iets heel tragisch is. Omdat ik ook het harde en het wrede aantoonde. Homoseksuele relaties mislukken vaker dan heteroseksuele relaties. Het is geen voordeel om het te zijn. En het is tegennatuurlijk. Natuurlijk! Want je hebt die organen gekregen om kindertjes te verwekken. Je hoeft je er niet voor te schamen. Maar je hoeft er ook niet trots op te zijn. En je hoort ook niet halfnaakt over de straten te schuimen. Dat is godslasterlijk. Godverdomme! Mannen op praalwagens, met kettingen en zwepen. Ik geneer me als ik zoiets zie. D'r waren vieze dikzakken bij, met alleen een beetje naaigaren om of touwtjes aan. Dat was echt beschamend. Onkuis. Als het nou een mooie jongen is, dan zeg ik: Het mag niet, maar het is toch esthetisch.(..).'
Tja, Reve wist toen nog niet van recent onderzoek waaruit naar voren komt dat relaties tussen mannen even bestendig zijn als de gemiddelde man-vrouw relatie. En: na een turbulent leven van vele minnaars en verbroken verbintenissen bleek ook Reve zelf buitengewoon trouwhartig in zijn laatste verhouding met een man. De vriendschap met Joop Schafthuizen duurde zo'n dertig jaar.
Ondanks zijn indertijd gedurfde gedrevenheid en openheid met betrekking tot zijn seksuele geaardheid is Reve voor de homobeweging ook altijd lastig gebleven. Niet alleen in die beginjaren, de jaren zestig, is zijn weerbare opstelling met gemengde gevoelens ontvangen. Toch merkte socioloog Rob Tielman in 1986 op: 'Het Ezel-proces was de juridische comingout van een nog schuchtere homobeweging die daaraan veel zelfvertrouwen heeft ontleend'. Maar door zijn recalcitrante houding en uitgesproken opvattingen, zijn monkey mind niet te vergeten, is de verhouding tot Reve vanuit de homobeweging altijd een moeizame gebleven.
Nu, tien jaar na zijn overlijden, blik ik hier en in mijn jongste boek terug op het leven en de betekenis van Gerard Reve.
'Wát blijft er uiteindelijk van over?', aldus de schrijver zelf, in een interview. 'Na mijn dood word ik op de scholen tien jaar vrijwillig gelezen en daarna nog eens tien jaar verplicht. Dan noemen ze een straat naar me. En dan ben ik helemaal vergeten. Niemand weet toch meer wie Tweede van der Helst was?'
Enfin, vergeten is hij allerminst, en die straat is er intussen ook gekomen, zij het niet in Amsterdam, heel merkwaardig, want ruim de helft van zijn leven heeft hij er gewoond.
Reve dacht vaak na over zijn dood en hij mocht er graag over fantaseren. Of zijn angst ervoor bezweren door uitroepen als 'Lang leve de Dood!' De vele publicaties die nog altijd over hem verschijnen, en ook de talloze malen dat hij tot op de dag van vandaag geciteerd wordt in de media illustreren treffend de juistheid van zijn Getuigenis.
Ik dank u voor uw aandacht.
Als er vragen zijn wil ik die graag beantwoorden. O ja, en boekhandel Vrolijk is hier, u kunt dus vanmiddag het boek kopen, Voor het naaktgeslacht is de titel, de prijs euro 19,90.