Jan Groothuyse, de dokter van de Wallen
9 augustus 2020
Artikel in historisch tijdschrift 'Ons Amsterdam' (18 juni 2013) over arts-psychiater Jan Groothuyse. Focus ligt primair op zijn leven op de Wallen, zijn fascinatie voor de zelfkant en zijn vriendschap met Gerard Reve. Dat Groothuyse ook psychiater was wordt niet vermeld in het stuk.
Gaandeweg kwamen ook allerlei kunstenaars over de vloer maar de suggestie dat Reve hiervoor verantwoordelijk was lijkt me wat kort door de bocht. De genoemde personen maakten niet echt deel uit van het direct 'Umfelt' van Reve:
In het kielzog van Reve werd de artsenpraktijk van Groothuyse weldra gefrequenteerd door tal van hoofdstedelijke kunstenaars. Geregeld schoven die ook aan bij de dis. De schilder Anton Heyboer, etser Jan Montyn, beeldend kunstenaar Simon Posthuma (hij ontwierp de Sgt. Pepper’s-hoes van de Beatles) en verhalenverteller Willem de Ridder behoorden tot de kennissenkring.
Jan Groothuyse in 1970, op de trap van het pand Oudekerksplein, waar hij woonde en werkte.
Over de relatie tussen Reve en Groothuyse:
"Gerard en Jan herkenden iets in elkaar. Vooral als het om kattekwaad ging, ze hadden altijd dezelfde geintjes. Meteen na de promotie van Jan gingen ze tegen een boom aan staan pissen, terwijl de heren professoren achter hen langs de aula uitliepen. Als ze samen waren wilden ze de boel altijd graag shockeren", zei Groothuyse’s eerste echtgenote Helene (Len) van Rossum over de vriendschap van beide heren. Maar er was zeker méér dat hen bond: beiden leden ook aan hypochondrie en depressies en ze waren alle twee grote afnemers van pillen en alcohol.
Die pillen waren overigens nog wel een 'dingetje': over zijn alcoholisme heeft Reve altijd heel vrijmoedig gesproken en geschreven. Over zijn (langdurige) pillenverslaving was hij veel minder openhartig. Niet geheel onlogisch: alcohol kon Reve gewoon bij de wijnboer halen, pillen was een stuk ingewikkelder. Voor zover bekend betrok Reve vele jaren pillen via Groothuyse maar het valt te betwijfelen of dit allemaal volgens de regels ging en het kwam er dus eigenlijk op neer dat Groothuyse de dealer van Reve was.
De befaamde eerste ontmoeting tussen Reve en Groothuyse wordt in het artikel wat dunnetjes beschreven. De versie van Reve (Hanny Michaelis, ook aanwezig en Groothuyse zelf hebben er ook over geschreven) in de inleiding van '
Brieven aan mijn Lijfarts (1963-1980)' is wat geromantiseerd en bewerkt maar uiteraard wel de fraaiste. Hierbij:
Mijn eerste kennismaking met de Amsterdamse huisarts Jan G. - later dr. (doctor) G., en ten slotte zelfs psychiater - vond plaats tijdens een huiselijk drama. Ik had te veel gedronken, Wimie ook maar waarschijnlijk minder dan ik, en de gemoederen raakten op niet mis te verstane wijze steeds meer verhit.
Het was namiddag of vroeg in de avond, maar ik wilde naar bed en kleedde mij uit. De ruzie laaide echter steeds hoger op. Ik denk dat het mijn eerste, nog betrekkelijk lichte delirium was. Ik begon naakt met Wimie op de vuist te gaan, maar die wist mij te ontwijken, waarop ik flessen en glazen en verder alles wat breekbaar was begon stuk te gooien, daarbij een loeiend gehuil uitstotend.
Wimie vluchtte de woning uit en de trap af, waar ik hem een gietijzeren braadpan waarin een koude varkensrollade in de diepte nawierp. Iemand - niet Wimie - [Red: het was Hanny Michaelis] waarschuwde de dichtsbij wonende arts, en dat was Jan G. Hij was zeer snel ter plaatse, en nam onderweg op de trap de varkensrollade en de gietijzeren braadpan mede naar boven [Red: in realiteit werd dit gedaan door de dichter Louis Lehmann, op bezoek bij Michaelis, tevens duurde het een half uur voordat Groothuyse ter plaatse was]. Die rollade was nog 'prima, mankeert niets aan', deelde hij mede terwijl hij deze, in de pan, op de met glasscherven bezaaide vloer van ons liefdeshok nederzette. Van die pan was helaas één oor afgebroken, maar zij was nog wel te gebruiken, vooral als men arm was, en ik was arm.
Reve en Groothuyse bij het in aanbouw zijnde 'Geheime Landgoed'. Foto circa 1972.
Ik zat vol met snijwonden van al dat glas, waarin in van de zenuwen nog domweg bleef ronddribbelen ook. Op dokter Jan G. zijn vraag wat er aan de hand was antwoordde ik dat ik 'dood wilde'. 'Dat is altijd de beste oplossing' gaf hij toe, terwijl hij mij om te beginen twee kalmerende injecties toediende. Meteen vroeg ik of twee spuiten niet te veel was en 'of het kwaad kon'. Maar hij was al bezig, stroken kantoorplakband over de menigte wonden en wondjes te plakken.
Geen medische pleisters dus, maar gewoon dat doorzichtige spul waarmede men slecht sluitende enveloppen extra verzegelt. 'als het ontsteekt kom je maar langs,' lichtte hij zijn werkwijze toe. 'Ga nu maar onder de douche, zonder zeep, en dan je bed in.' Hij pauzeerde even en zei toen: 'En geef mij maar tien gulden.' Ik zeide dat ik wel even een girochequeje zoude uitschrijven, maar dat ging niet door: 'Nee, ik heb het liever contant.' Een dokter die meteen geld wilde zien, hoe was het mogelijk!
Tot slot: het leven van Groothuyse roept vrij eenvoudig associaties op met dat van schrijver-arts Louis-Ferdinand Céline. Beiden arts, leven tussen en aan de zelfkant, geen strak gereguleerde relaties met patiënten , om maar te zwijgen over zorgverzekeraars en andere bureaucaten (gewoon contant betalen) en een zeer dualistische houding ten aanzien van die patiëntenpopulatie. Uiteraard waren er ook verschillen: Céline was geen alcoholist, was met veel grotere tegenzin arts dan Groothuyse én was een zeer begenadigd schrijver. De pogingen van Groothuyse tot literatuur liepen op weinig uit en riepen bij Reve slechts spot op. Maar er zal ongetwijfeld een of ander verband zijn geweest tussen Reve's fascinatie voor Céline en zijn vriendschap met Groothuyse.
Tekst: Peter Smeets, met dank aan Bert Boelaars