Willem Nijholt (1934-2023) - Herinneringen (2)
27 juni 2023
Een jaar of 10 geleden liep ik met mijn zoontje na afloop van een Reve-bijeenkomst in de OBA door de Haarlemmerstraat, op weg naar ons slaapadres. Een wat oudere maar zeer kwieke man stak de straat over en ging voor ons lopen. Ik had meteen gezien dat het Willem Nijholt was en besloot hem aan te spreken.
Ik weet dat de meeste mensen daar niet op zitten te wachten maar vond de Reve-connectie genoeg excuus. Ik vertelde hem waar we vandaan kwamen en hoefde daarna eigenlijk niets meer te zeggen. Hij stak meteen van wal.
De details ben ik helaas kwijt maar hoe het eindigde ben ik niet vergeten. Tijdens het gesprek waren we doorgelopen maar aan het eind van zijn verhaal stopte hij, pakte me vast en zei: “Reve was een lieverd maar vreeeselijk burgerlijk. Dat waren zijn ouders ook en dat heeft hij gewoon overgenomen.” Ik bedankte hem en we gingen ieder ons weegs.
Veel mensen zullen bij deze kwalificatie mogelijk de wenkbrauwen fronsen: Reve was toch een rebel die in de jaren 60 de gevestigde orde uitdaagde? En zijn levenswijze was toch ook bepaald niet burgerlijk?
Maar toch had Nijholt wel gelijk. Weliswaar verzette Reve zich hevig tegen de benepen maatschappelijke opvattingen over homoseksualiteit en godsdienst maar hij was geen voorman van een maatschappelijke beweging, laat staan een rebel of revolutionair. Veranderingen moesten plaatsvinden binnen de bestaande kaders.
Reve’s verzet was vooral particulier. Hij wilde zijn kunst, seksualiteit en geloof beleven volgens zijn eigen ideeën en daarin niet beperkt worden door allerlei autoriteiten. Maar verder moest hij niets hebben van het bohemienne leven, de hippie- en counterculture en de (hoofdstedelijke) homocultuur.
En per slot van rekening gaat een echte revolutionair geen ministers kussen, pronken met koninklijke onderscheidingen en op de VVD stemmen. En zichzelf burger-schrijver noemen.
Maar nu terug naar Willem Nijholt.
In de in 1997 bij Veen verschenen briefwisseling tussen Reve en Nijholt (
Met Niks Begonnen) is Reve voortdurend bezig om Nijholt qua gedrag en kleding in het 'gareel' te krijgen. Het is allemaal veel te opvallend en aanstellerig wat Nijholt doet. Het meest expliciet doet Reve dit in een brief uit augustus 1972:
Kun je mensenkleren aantrekken voor mij, de volgende keer? Zodat je gewoon een leuke man & aanbiddelijke jongen bent. (..) Je legt je uiterlijk te veel de rol op van een nicht & een hoer, & je bent geen van beide. Je bent een leuke, geile, stevige, potige man, & je kunt best lopen als een man, dacht ik, in plaats van zo mal te schudden & te zwiepen met je kontje. (..)
Het past een man te werven, te fleurten & in woord en gedrag te proberen de aanbeden man of Jongen te veroveren, maar niet om van zichzelf een soort zelfbedieningswinkel te maken.
Reve eindigt dan met een veelzeggende opmerking, misschien wel te beschouwen als een Reviaans Credo:
Niemand kan aan mij zien dat ik een homoseksueel, een rooms-katholiek, een schrijver, een genie, een sadist enz. ben, maar ik zal dat laten blijken wanneer en aan wie het mij zinnen zal.
Een fraai Credo maar wel voor meerdere interpretaties vatbaar:
Het is een levensinstelling waar een grote mate van kracht en zelfbewustzijn uit spreekt. Maar het kan ook beschouwd worden als het credo van iemand die niet op wil vallen en bang is voor controleverlies. Misschien wel van iemand die (diep van binnen) heel burgerlijk is.
Het is in ieder geval iets dat Willem Nijholt nooit gezegd zou hebben en daar ligt ook meteen het antwoord op de vraag waarom Nijholt en Reve, ondanks dat ze zich sterk tot elkaar aangetrokken voelden, nooit een relatie hebben gekregen: Reve beschouwde dit Credo niet als iets particuliers maar als een filosofie die iedereen zou moeten aanhangen.
En daar had Willem Nijholt, terecht, geen zin in.
Tekst: Peter Smeets