Vincent Steinmetz (1951-2023)
10 december 2023
Vincent Steinmetz, onstuimige liefde van Reve uit 1975, in Amsterdam overleden
Groots en meeslepend wilde hij leven, en hééft hij ook geleefd: journalist Vincent Steinmetz. In 1975 kortstondig de nieuwe vlam van Gerard Reve, vlak voordat Joop Schafthuizen als laatste geliefde in beeld kwam. Vorige week is Steinmetz op 72-jarige leeftijd overleden. "Een man met vele gezichten", zo typeerde hartsvriendin Annemarie Oster hem bij de druk bezochte uitvaart op De Nieuwe Ooster. "Hij kon enorm overdrijven, maar was vooral charmant, zorgzaam en gul voor vrienden. Een lastige man soms ook, een driftkop, flamboyant, met een genadeloze humor."
Vincent Steinmetz en Gerard Reve in 1975.
Foto overgenomen uit: Nop Maas, de Rampjaren. Foto: C. Barton van Flijmen, Hollandse Hoogte
Jarenlang was hij vaste klant van café Welling, achter het Concertgebouw. Jan Haasbroek ontmoette hem daar en werkte met hem samen aan tal van boeken over het wel en wee in het bijzondere dranklokaal. Vond hem superintelligent en een groot talent als vormgever.
Al deze typeringen pasten indertijd al bij de jonge Vincent die 23 jaar oud bij de toen 51-jarige Gerard Reve in het vizier kwam. Dat ging als volgt: de schrijver was somber gestemd nadat hij in februari 1975 afscheid had moeten nemen van zijn oude vader. Kort daarvoor was ook de relatie met ene Erik B. geëindigd. "Gerard vroeg of ik nog iemand voor hem wist", aldus journalist Michiel Schmidt ('Het Tamme Varken') in 2001, toen ik hem interviewde voor het in 2002 verschenen boek '
Koninklijke Jaren – de Weerter periode van Gerard Reve'. "Ik had net kennis gemaakt met Vincent Steinmetz
(*1) en dacht: misschien is hij wel wat. Vincent bewonderde Gerard enorm. Ik maakte op 6 maart een afspraak tussen de twee in Weert en zag, dat het meteen raak was. Van weerskanten zelfs." Aldus Schmidt.
Zelf introduceerde Reve de nieuwe kandidaat als volgt: "Mijn nieuwe Jongen is meer van mijn leeftijd (23), heet Vincent S., een uit een Joodse moeder geboren halfjood. Hij heeft een snor. Een Jodejongen met een snor - wie had dat ooit kunnen denken! (...) Hij is lief, aanhankelijk, trouw, enz. & ik hield op slag van hem toen hij binnenstapte, en had meteen ook de moed hem te zoenen. (...) Ik krijg de indruk, dat hij veel meer van mij houdt dan hij laat blijken. Ik hoop maar, dat er Gods zegen op rust, want ik wil wel, dat hij altijd met mij blijft."
(*2)
Steinmetz kende Reve al via zijn ouders die bij Het Parool werkten, toen de schrijver daar vlak na de oorlog nog als journalist werkte: "Dat was lang geleden en ik was al geruime tijd het huis uit. Via Michiel Schmidt ben ik weer met hem in contact gekomen. Ik had intussen alles van Gerard gelezen en vond het prachtig. Toen het zo uit kwam, ben ik mee naar Weert gegaan. Daar verwonderde ik me over het zompige interieur van zijn flat. Maar verder vond ik het gewoon leuk om de Grote Schrijver opnieuw te ontmoeten."
(*3)
Lief Vosje Beer
Reve raakte danig in de ban van Steinmetz en overlaadde hem met brieven: "Ik heb er tientallen ontvangen, sommige wel acht kantjes lang. Hij schreef me aan met Lief Vosje Beer en noemde me onschatbaar liefdesdier. Ik moest ook mee naar Veenendaal, waar Teigetje en Woelrat hun wolwinkel hadden. Daar werd ik voorgesteld als nieuwe jachttrofee. Dat was tamelijk gênant. Een paar keer ben ik meegegaan naar Frankrijk. Ik herinner me vooral dat we onnoemelijk veel gelachen hebben. We hadden het eens over zijn communistische opvoeding. Ik zei: Dan heb je zeker ook leren eten met hamer en sikkel? Gerard kwam niet meer bij. Maar zelf kon hij ook zeer geestig zijn. En soms overdreven attent. Zo heeft hij me die zomer een auto cadeau gedaan, die hij niet eens terug wilde toen het tussen ons zo'n beetje over was."
Botsende levenswijzen
Maar Steinmetz maakte ook kennis met Reves dwangmatige zuinigheid: 'Hij nam uit Nederland hele kazen mee. En dózen karnemelk. Zelfs als die al ver over de datum waren, dronk Gerard ze nog op. Ik herinner me, dat Guus van Bladel (met wie hij in Weert woonde) eens een grote pan aardappelsalade had gemaakt waar we de hele reis naar Frankrijk van moesten eten. Een keihard stukje stokbrood van de vorige dag mocht niet weggegooid worden. Achter in Gerards tuin, beneden in het dorp, verbouwde hij een spinazie-achtig gewas dat blette werd genoemd. Als dat dreigde door te schieten aten we dagen achtereen diezelfde groenten.
Daarentegen had hij mij onmiddellijk zijn handtekening geleerd, zodat ik bij de bank geld kon halen als hij geen zin had. Hoewel Gerard toen al een van de rijkste schrijvers van ons land was, weet ik nog dat hij altijd in zuinige porties bedragen opnam. Zelden gingen die de vijfhonderd franc te boven. Ook heb ik soms brieven van fans voor hem beantwoord; dan wilde hij dat ik daarbij zoveel mogelijk zijn handschrift imiteerde. Ik weet nog dat ik de publicist Cees van der Pluijm zo'n brief heb geschreven.'
Steinmetz voelde zich door Reve aanvankelijk zeer geïnspireerd: 'Ik vond hem razend intelligent. We hebben veel gediscussieerd over filosofie en literatuur. Hij gaf me zijn lijst van tien belangrijkste wereldboeken die ik prompt ben gaan lezen.' Blijkbaar vond Reve ook in Steinmetz een klankbord voor zijn overpeinzingen. De schrijver noemde hem op een gegeven moment zelfs Broertje Wolf. Daarmee liet Reve - die zichzelf Wolf noemde - zijn nieuwe geliefde heel dichtbij komen. Steinmetz mocht ook als eerste zijn bus besturen.
De erotiek: 40 seconden
'Zijn erotische interesse wond mij evenwel niet op', aldus Steinmetz. 'Die stelde overigens in de praktijk beduidend minder voor dan hij in zijn boeken en brieven vaak suggereerde. Gerard vond het al prachtig als je naar hem luisterde en toeliet dat hij zichzelf daarbij aftrok. Ach, na veertig seconden was het gebeurd. Ik dacht dan: als hij dat nou lekker vindt...'
Al gauw merkte ook Steinmetz dat fantasie en werkelijkheid bij de schrijver sterk door elkaar heen liepen: 'In mijn beleving speelde hij een toneelstuk waar hij zelf sterk in was gaan geloven. Dat vond ik moeilijk te hanteren. Daar kwam bij dat Gerard stevig kon innemen. Na een paar maanden had ik er genoeg van. Ik heb hem nog geholpen met de bouw van dat schuurtje in de bergen. Lelijk vond ik het. Kaal beton, het was helemaal niks. Verder liep Guus steeds om hem heen te dartelen. Die bemoederde hem nogal en probeerde jongens als mij op een afstand te houden. Al gauw hield ik het toen voor gezien.'
Rel in Kortrijk
Plotseling overleed Rob Touber, op 18 april 1975. Reve was die dag in Frankrijk, met Steinmetz en Michiel Schmidt. Hals over kop reisden de drie terug naar Nederland. Om de uitvaart bij te wonen, maar ook omdat het poëzie festival in het Vlaamse Kortrijk een maand later gehouden werd. Dat zou uitlopen op een fikse rel, waarin ook Steinmetz een rol speelde.
Omdat de kaartverkoop tegenviel werd een publiciteitsstunt bedacht. Reve kondigde aan dat hij zou breken met de Kerk en enkele omstreden gedichten zou voordragen. De media reageerden gretig en de lezing raakte alsnog uitverkocht. Aan de volle zaal gaf de auteur vervolgens plechtig te kennen dat hij een ingeving had ontvangen van de Heilige Maagd om het geloof toch niet de rug toe te keren. Wat opnieuw de nodige publiciteit trok.
Het Algemeen Dagblad van 20 mei 1975 deed uitvoerig verslag van het tumult dat door de krant in een Commentaar 'onsmakelijk' werd genoemd: nadat de schrijver, in het zwart gekleed, had bekendgemaakt 'toch maar trouw te blijven aan de katholieke kerk (...) bevestigde Reves vriend Vincent S., onder gejuich en gefluit van het publiek' een zilveren kruis om de hals van de schrijver. 'Het af en toe door kreten als "fascist" of "egotripper" onderbroken optreden werd bekroond met het beloofde "uiterst rechtse" gedicht Voor Eigen Erf. In de daarop volgende stampij hief de dichter, begeleid door een deel van het Wilhelmus, een in een witte bokshandschoen gevatte vuist ten hemel; het zilveren kruis op zijn borst had inmiddels gezelschap gekregen van hamer en sikkel, hakenkruis en vredesteken.'
(*4)
Na achter het podium nog in aanvaring te zijn gekomen met André Haakmat, die aanwezig was namens diverse welzijnsverenigingen van Surinamers en Reve beschuldigde 'racistische gevoelens aan te wakkeren', vertrok de auteur 'in de ochtendschemering' weer naar Frankrijk, overigens zonder honorarium, want - aldus nog steeds het Algemeen Dagblad - 'toen het op betalen aankwam, bleek de kas leeg'.
Terug in Frankrijk ontving Reve een bezorgde brief van Steinmetz. Hij raadde de schrijver af ooit nog iets te ondernemen zoals in Kortrijk: "Er is prakties niemand, die ik een woord van waardering heb horen spreken over je uitlatingen". Overigens stak Steinmetz ook de hand in eigen boezem: "Ik heb je misschien te veel aangemoedigd, maar de zaken staan er zo voor. Men zegt: hij is gek geworden etc. Ik vind het lullig je het te schrijven, maar het moet. Ik zou je nog wat anders willen aanraden, wat je echt zou moeten doen. Je zou een verklaring moeten schrijven op de 1 of andere manier, waarin je alles uitlegt, en waarin je zeer genuanceerd uit de doeken doet, dat het in het geheel niet tegen de negers is geweest".
(*5)
Reve was zeer geroerd door dit advies en antwoordde: "Ja, het is een beetje een roekeloze stunt geweest, in Kortrijk. Wat ik erg lief en loyaal en trouw van je vind is, dat je in het geheel niet jouw aandeel loochent. Ik ben geen racist, maar heb nu de schijn wel een beetje tegen me."
(*6)
'nooit letterlijk bedoeld'
Op 30 mei 1975 nam de schrijver wijselijk gas terug in een Verklaring in Het Parool.
(*7) Hij schreef een en ander 'nooit letterlijk bedoeld' te hebben, "want ik ben geen racist en de neger heeft mijns inziens recht op een plaats onder de zon, gelijkwaardig aan die van de blanke. Ik heb echter door dit brute middel bij miljoenen gehoor gevonden voor mijn betoog, volgens hetwelk de immigratiepolitiek van de Nederlandse regering, die massaal mensen binnenlaat voor wie er in Nederland geen werk, geen woonruimte en geen toekomst is, en slechts verpaupering en criminaliteit in het verschiet liggen, tot een ramp zal moeten voeren."
Op 4 juni 1975 gaf de schrijver ook in NRC Handelsblad een relativerende toelichting op zijn omstreden kijk op het rassenvraagstuk. En voegde er aan toe: "Ik heb Guus gevraagd om V.S. voorlopig een nooduitkering voor zijn kuise liefdesuitspattingen in het Vaderland te verstrekken. (...) Ik vind het geweldig, hoe loyaal en flink Vincent gebleven is tegenover het dramatische, financiële en publicistische debacle van Kortrijk."
(*8)
Joop Schafthuizen, Gerard Reve, Vincent Steinmetz in Poët-Laval, voorjaar 1975
Foto overgenomen uit: Bert Boelaars, Koninklijke Jaren. Foto is in het bezit van het Rijksarchief, het copyright berust bij de Erven Vincent Steinmetz
In de zomer van 1975 bleek dat de relatie met Steinmetz geen lang leven was beschoren. Hoewel de schrijver op 7 augustus een proefdruk van Een Circusjongen nog van de aantekening voorzag 'op de dag van zijn voorgenomen huwelijk met Wolfgang Zwartprins'
(*9) , namen de irritaties over en weer snel toe. Op 18 augustus 1975 schreef Reve aan Josine M.: "Met Vincent heb ik veel hoop en een gloed van liefdesverwachtingen gehad, maar ook heel veel verdriet. Hij kent niet de orde en regelmaat, die voor mij onontbeerlijk zijn, en die ik, zo niet weet te handhaven, dan toch nastreef. Hij is niet zuinig, en heeft nooit geleerd met geld om te gaan. Het is niet, dat hij hebberig of inhalig is, maar hij kan niet sober leven, zoals ik, geloof ik.
(*10) En dit en dat eet hij niet, etc. Hij past sociaal slecht bij me, maar hij heeft een ongehoorde, schier betoverende charme voor me. (...) Ik heb wel veel teleurstellingen te verwerken gekregen in korte tijd: Jakhals, Ernst, Erik, en nu Vincent."
(*11)
Entree Joop Schafthuizen
Terloops dook ene Joop Schafthuizen nu op: "Op het ogenblik logeert hier de jonge kunstschilder Matroos V.', aldus de wederom verlaten auteur in dezelfde brief aan Josine Meyer. Niets duidde er al op dat deze logé Reves nieuwe vriend en levenspartner zou worden, voor héél lang: 'Ik ben erg op hem gesteld, maar in het geheel niet bekoord van hem, hij daarentegen wel van mij. Het klopt nooit, de wereld, de schepping, er deugt niets van: God was dronken, dat is wel duidelijk. Hier werkt hij (de was, dweilen, schrobben, vegen, de afwas, muren afkrabben en schilderen) de gehele dag: hij kan niet stilzitten. Ik ken hem al ongeveer een jaar. Een erg lieve en fijngevoelige jongen, wiens totale ongeletterdheid - hij heeft alleen lagere school en kan amper schrijven - mij niet stoort. Hij kan niets van wat hem ontroert onder woorden brengen behalve op uiterst aandoenlijke, onbeholpen wijze, maar hij leeft voor de Kunst, en heeft daar alles - moeite, zorg, verdriet, ontberingen - graag voor over. Hij werkt mij nu, na 9 dagen, niet op de zenuwen, en dat wil wat zeggen."
(*12)
Joop aan Gerard overgedaan
Ondanks zijn verdriet over de mislukte relatie met Steinmetz, toonde Reve zich niet rancuneus. "Hij dacht zelfs dat Joop misschien een jongen voor mij zou kunnen zijn", aldus Steinmetz. "Heel kort hebben we iets met elkaar gehad. Joop was best een mooie jongen. Ik vond hem alleen nogal dom en kinderlijk. Toen ik merkte dat Gerard toch wel van Joop gecharmeerd raakte, heb ik hem min of meer aan Gerard overgedaan. Die vond het bovendien erg makkelijk dat Joop graag voor hem wilde zorgen. Als ie z'n gebit uitdeed, kon hij hem bovendien heel goed met de mond dienen.
(*13) Op een gegeven moment had Gerard Joop zo afgericht, dat hij op teken meteen tussen zijn knieën dook en hem tot eindeloze verrukking bracht. Later zijn de rollen omgedraaid, zoals we nu weten. Joop heeft zich tot een ware duivel ontpopt, die Gerard geheel in zijn macht kreeg. Maar goed, hij heeft het zich toch laten aanleunen. Ik denk dat voor Gerard de doorslag heeft gegeven, dat hij op zichzelf door Joop goed verzorgd is. Dat komt hem nog altijd van pas."
Vincent Steinmetz, Joop Schafthuizen (onder) en Michiel Schmidt (alias Het Tamme Varken) in Poët-Laval, voorjaar 1975
Foto overgenomen uit: Nop Maas, De Rampjaren. Foto is in het bezit van het Letterkundig Museum
Op 8 april 2016 keek Steinmetz nog eenmaal 'en plein public' terug op zijn verleden met de Grote Schrijver. Dat was op een avond in de OBA, ter gelegenheid van de tiende sterfdag van Reve (8 april 2006). De herinneringen aan 1975 waren nu, ruim dertig jaar later, vrijwel vervaagd, zo zei hij. Zijn toon was mild. Het verleden met Reve speelde geen rol meer in zijn leven.
Na 1975
Over de periode na 1975 noteerde Frenk der Nederlanden deze week in Het Parool: "Steinmetz volgde zijn hart en deed wat hij leuk vond. Zo begon hij een bar in Bussum en bestierde hij in Amsterdam een galerie. Maar uiteindelijk trad hij in de voetsporen van zijn vader Bob, medewerker van het illegale Parool en in de jaren tachtig adjunct-hoofdredacteur. Vincent werkte voor bladen als Rits, Aktueel, Nieuwe Revu en de Krant op Zondag. In 1986 was hij verantwoordelijk voor de Nederlandse uitgave van de communistische Pravda, en eind jaren negentig richtte hij het weekblad Vriendin op."
"Als de einzelgänger die hij ook was, bleef de autodidact Steinmetz zijn eigen baas. Hij maakte talloze bedrijfsfilms en bekwaamde zichzelf in het vormgeversvak. Hij ontwierp diverse boeken, waaronder in 2018 het jubileumboek voor café Welling."
"De laatste jaren worstelde Steinmetz, die een fervent roker was, met zijn gezondheid. In 2016 kreeg hij keelkanker, gevolgd door COPD. Een longontsteking werd hem uiteindelijk fataal. Steinmetz werd opgenomen in het OLVG Oost, maar wilde, eigengereid als hij was, na een dag al naar zijn huis in de Staatsliedenbuurt. Temidden van vrienden, familie en zijn geliefde poes blies hij zijn laatste adem uit."
Noten
*1) Via zijn toenmalige vriendin, de dichteres Thera Westerman, had Schmidt de legendarische kunstenares Fritzi Jagtlust ten Harmsen van der Beek leren kennen, die inmiddels op het platteland van Groningen woonde. "Het klikte wel tussen ons", aldus Schmidt, "en ik zocht haar op in haar nieuwe huisje. Nou hielden we allebei wel van stevige borrel. Ik ben daar helemaal uit mijn bol gegaan en twee weken gebleven. Fritzi vond het toen welletjes, maar ik nog niet. Omdat ik weigerde te vertrekken, belde ze Vincent Steinmetz die maatjes was met haar zoon. Vincent kwam en liet me na een wandeling niet meer bij Fritzi binnen. Dat pikte ik niet, waarop hij me met een oud jachtgeweer een flinke klap op mijn hoofd gaf. Het bloed spoot alle kanten op. Terwijl Vincent mij heel zorgzaam naar het ziekenhuis bracht, gleed de achtergebleven Fritzi uit in een bloedplas waarbij ze een hersenschudding opliep. Toen ze opgeknapt was, wilde Gerard haar uitnodigen voor een vacantie bij hem in Frankrijk. Op een of andere manier is het daar echter nooit van gekomen."
*2) Zie: Brieven Aan Josine M. 1959-1982, p. 326 (brief d.d. 12 maart 1975)
*3) De terugblik van Vincent Steinmetz is gebaseerd op gesprekken met hem in januari 2001
*4) Volgens Steinmetz droeg Reve ook nog een ban de bom-teken
*5) Zie: Leg Mijn Tranen In Uw Flesch (Psalmen), catalogus van Veilinghuis G.Postma te Groningen tgv de verkoop 24 oktober 1997, p. 26
*6) Idem
*7) Opgenomen in Archief Reve 1961 - 1980, p. 114
*8) In de rubriek Waarin... publiceerde Gerard van Lennep Reves brief Je Vraagt Je Misschien Af, die volgens Michiel Schmidt oorspronkelijk aan hem was gericht, en later is overgenomen in Schoon Schip, p. 245/246. In een interview met Marc van Impe voor Nieuwsnet, d.d. 8 maart 1980 (ook gepubliceerd in In Gesprek, p. 205-219) kwam Reve, jaren later dus, als volgt op de Nacht van de Poëzie terug: "Dat uittreden was een practical joke. Van die periode heb ik nu wel afstand genomen. Ik ben nu gekalmeerd. (...) Toen ben ik over de schreef gegaan. Toen was ik zo geïrriteerd dat mijn uitlatingen bijna racistisch werden. En dat is niet goed te keuren. Die ironie is niet altijd goed overgekomen."
*9) Zie: Het Parool, 30 september 1997
*10) Reve beschouwde geld louter als een mogelijkheid om zich vrijheid en onafhankelijkheid te verschaffen, zei hij in een interview, in 1982. "Het lost niets op, verder. De wezenlijke problemen veranderen niet. Al zou ik miljonair zijn; ik zou me hetzelfde kleden, hetzelfde eten, nooit oud brood weggooien en nooit, wat zondig en onfatsoenlijk is, in een taxi rijden." (Zie: In Gesprek, p. 237)
*11) Zie: Brieven Aan Josine M. 1959-1982, p. 330/331 (brief d.d. 18 augustus 1975)
*12) Idem, p. 331
*13) "Er is, geloof ik, niets in te brengen tegen een goed kunstgebit", aldus Reve later, op 28 februari 1979, aan Jan Groothuyse (Brieven Aan Mijn Lijfarts 1963 - 1980, p. 173)
Tekst: Bert Boelaars, redactie: Peter Smeets