Lezing Bert Boelaars: de betekenis van Gerard Reve voor de homobeweging
25 juli 2016
Europride lezing 28 juli door Bert Boelaars: Gerard Reve en zijn moeizame verhouding tot de homobeweging
Schrijver Gerard Reve heeft voor de homo-emancipatie meer gedaan dan hij zelf indertijd besefte. Niettemin moet gezegd dat het een moeizame relatie betrof. Dat betoogt journalist Bert Boelaars in
zijn lezing over de betekenis van Reve voor homo-Nederland, op
donderdag 28 juli om 16.00 uur bij de Shakespeareclub in het
Amsterdam (historisch) Museum aan de Kalverstraat 92. Hij komt daarin tot de conclusie dat Reve een gedreven, maar ook lastige bondgenoot was. De
vrij toegankelijke voordracht vindt plaats in het kader van het roze evenement Europride, van 23 juli tot 7 augustus.
Boelaars stelt vast dat Reve's boek Op Weg Naar het Einde uit 1963 jarenlang een ijkpunt voor velen is geweest door de felle wijze waarop homoseksualiteit daarin wordt verdedigd. Die toon was indertijd volstrekt nieuw en buitengewoon gedurfd. Reve betoogde onder meer 'dat ik mij, als homoseksueel, zeker nooit door iemand zal laten verbieden homoseksualiteit tot onderwerp van mijn werk te kiezen'. De uitspraak 'als homoseksueel' was niet eerder in een Nederlandstalig literair werk voorgekomen. Strijdvaardig voegde Reve er bovendien aan toe: 'Al lang heb ik de overtuiging gekoesterd, dat de tijd van het bedelen om begrip voorbij, en de tijd van het gebruik van vuisten, tanden en voeten aangebroken is.' En: 'De ergste menselijke zonde is de bereidheid zich in een hoek te laten trappen. Ik wil niet in een hoek of verborgen kelder leven.' Aldus Reve in 1963.
Toch zou de auteur volgens Boelaars het woord homo-emancipatie zelf nooit in de mond hebben genomen, want hij gruwde van dit type aanduidingen die hij minachtend afdeed als progressieve sociale academie taal. Maar hij bleek niettemin fel, als het er op aankwam.
Het was de vermaarde vormgever Benno Premsela, in de jaren zestig voorzitter van het COC, die Gerard Reve over de streep trok om de strijd voor gelijke rechten van homoseksuelen te steunen. Reve kwam in 1963 als eerste bekende Nederlander open voor zijn geaardheid uit op het nieuwe publieksmedium televisie. Hij sloot zich aan bij het COC en kwam na een ontmoeting met Premsela in een brief aan Josine Meyer tot de conclusie: 'Welnu: na ontzaglijk veel gepieker heb ik opeens begrepen, dat niet de homoseksueel, maar de maatschappij die zich er aan stoot, ziek is.' (Brief van 6 december 1964, gepubliceerd in Gerard Reve, Brieven Aan Josine M. 1959-1982 (Amsterdam 1994)).
Reve werkte op verzoek van Premsela mee aan het van 1965 tot 1967 verschenen op 'homofilie en samenleving' gerichte tijdschrift Dialoog. Maar zijn eerste bijdrage waarin de schrijver fantaseerde over een god in de gedaante van een ezel met wie hij het bed wilde delen wekte alom verdeelde reacties. Ook progressieve voorvechters van de homobeweging gaven blijk van hun verbijstering. Reve zou in hun visie eerder de bestaande afkeer versterken dan het beoogde begrip kweken.
Toen studenten de homobeweging een linkse koers opstuurden, zegde Reve in 1970 teleurgesteld zijn lidmaatschap van het COC op.
In zijn boeken bleef hij onverbloemd over homoseksuele ervaringen schrijven als de gewoonste zaak van de wereld. Hij hield er naast Willem van Albada ('Teigetje') nog tal van geliefden op na, onder wie Henk van Manen ('Woelrat'), dat was in zijn Friese jaren. Bij een juwelier gingen de drie op een dag trouwringen kopen. Op 26 mei 1971 vertelde Reve bij Koos Postema op tv dat ze van nu af met zijn drieën getrouwd waren. Daarmee was de schrijver een van de eerste pleitbezorgers voor de openstelling van het huwelijk voor iedereen, een verworvenheid die pas dertig jaar later wettelijk mogelijk zou worden, nadat ook in de homobeweging zelf er eerst nog veel discussie over gevoerd is.
Toen Reve in 1974 zijn eerste koninklijke onderscheiding verwierf zag hij daarin ook een erkenning voor hem als homo. In zijn Dankwoord op 29 april zei de schrijver onder meer: 'Dit is voor mij behalve een dag van dankbaarheid, een dag van voldoening en vervulling. Geheel afgezien namelijk van mijn verdiensten als kunstenaar, acht ik het van groot gewicht, dat iemand als ik voorgedragen en onderscheiden heeft kunnen worden, die zich tot zulk een fel omstreden belijdenis bekent aangaande de wezenlijke waarden in het menselijk leven: God en de Liefde. Tien, mogelijk zelfs vijf jaren geleden was een dergelijke onderscheiding nog niet mogelijk geweest (..) Wat mijn opvattingen aangaande dat grote en mogelijk enige attribuut Gods, de Liefde, betreft, meen ik in dit dankwoord gewag te mogen maken van de half miljoen, mogelijk een heel miljoen of meer medeburgers, die zoals ik geschapen en geformeerd zijn, en wier stem nooit zo duidelijk, zo luide - wellicht ook wel eens te schel - geklonken heeft als de mijne.'
In 1998 blikte Reve nog eens terug op zijn aandeel in de homobeweging en stelde dwars vast: 'Er is geen groep die mij zo geweldig haatte als de homo's. Omdat ik liet zien dat het iets heel tragisch is. Omdat ik ook het harde en het wrede aantoonde.' Ondanks zijn indertijd gedurfde gedrevenheid en openheid met betrekking tot zijn seksuele geaardheid bleek Reve voor de homobeweging ook lastig. Het is altijd een moeizame verhouding gebleven.